encyclopedia

De Moeder der Gelovigen Aisha Bint Abi Bakr (رضى الله عنها)

Published on: 03-May-2025
Aisha Bint Abi Bakr رضى الله عنهاVolledige naam:Aisha bint Abi Bakr Al-Siddiq (رضى الله عنها)Geboortejaar:in het jaar 613 C.E.*Geboorteplaats:MakkahDatum van heengaan:17 Ramadan in het jaar 58 A.H./in het jaar 678 C.E.*Leeftijd:ongeveer 65 jaar oudVader:Abu Bakr As-Siddiq (رضى الله عنه)Moeder:Oemme RoumanEchtgenoot:De Profeet Mohammed ﷺWanneer gehuwd ﷺ:Op jonge leeftijd gehuwd met de Heilige Profeet ﷺNakomelingen:GeenTitels:Oemm-al-Moe-miniem (Moeder der Gelovigen); Al-Siddiqa (De Eerlijke Vrouw); Habibah (De Geliefde)Stam:Quraish (Clan van Taym)Rustplaats:Jannat Al-BaqeeKwaliteiten:Heeft 2210 Hadith overgeleverd; werd een hoofdbron voor Islamitische Kennis.
LanguagesاردوEspanolDanishEnglish

Ghazala Wagid Hosain & Heidi Evelyn Jacobs *

Aisha bint Abi Bakr Radi Allah Anha was een van de Moeders van de Gelovigen en de enige vrouw van de Profeet Mohammed Sallallah o Alaih Wasallam die tot een bepaald moment in het huwelijk nog maagd was. 1 Zij was geboren in de Tijd van Jahilia (tijd van onwetendheid). Dit was de tijd voordat het Profeetschap van de Profeet Mohammed Sallallah o Alaih Wasallam bekend was geworden. 2 Zij heeft vele titels gekregen, waaronder “As-Siddiqah bint As-Siddique” wat betekent “De Waarheidsprekende Vrouw, dochter van De Waarheidsprekende Man”. 3 Haar Kunniyah (teknoniem - verwijzing) was Oemme Abdullah (moeder van Abdullah), ook al had zij geen zoon of dochter. 4 Zij werd door de Profeet Mohammed Sallallah o Alaih Wasallam het meest geliefd 5 en had, na Gadiedja Radi Allah Anha, de hoogste status onder de vrouwen van de Profeet Sallallah o Alaih Wasallam.

Stamboom

Zij was Aisha bint Abi Bakr Radi Allah Anha6 ibn Abi Quhafah ibn ‘Amir ibn Ka’b ibn Saad ibn Taym ibn Murra ibn Ka’b ibn Luayy ibn Ghalib. 7 Haar moeders naam was Oemme Rouman ibn ‘Amir ibn ‘Uwaimar ibn Abd al-Shams ibn Attab ibn Uzina ibn Subai’ ibn Duhman ibn al-Harith ibn Ghanam ibn Malik ibn Kinana al-Kinaniyyah. 8

Verloving met de Heilige Profeet Sallallah o Alaih Wasallam

Na het heengaan van Gadiedja Radi Allah Anha (de eerste echtgenote van de Profeet Mohammed Sallallah o Alaih Wasallam) stelde Khawla bint Hakeem Radi Allah Anha voor dat de Profeet Mohammed Sallallah o Alaih Wasallam zou trouwen met Aisha Radi Allah Anha samen met Sawda bint Zama’ Radi Allah Anha. Profeet Mohammed Sallallah o Alaih Wasallam was tevreden met haar suggestie en stelde voor dat zij naar Abu Bakr Radi Allah Anho zou gaan en hem voor zijn dochters hand zou vragen. Toen zij met deze boodschap bij Abu Bakr Radi Allah Anho kwam, antwoordde hij dat hij de hand van zijn dochter al had beloofd aan de zoon van Mut’im ibn Addi, die een heiden was. Abu Bakr Radi Allah Anho ging naar het huis van Al-Mut’im en ontmoette daar diens vrouw. Zij waarschuwde Abu Bakr Radi Allah Anho dat ze het niet zou toestaan dat haar zoon het geloof van de Profeet Mohammed Sallallah o Alaih Wasallam zou volgen, nadat hij getrouwd zou zijn met Aisha Radi Allah Anha. In plaats van haar te antwoorden, richtte Abu Bakr Radi Allah Anho zich tot Al-Mut’im en vroeg wat zijn vrouw bedoelde. Al-Mut’im zei dat het precies datgeen betekende wat hij hoorde. 9 Hierop besloot Abu Bakr Radi Allah Anho dat hij zijn dochter niet meer zou laten huwen met de zoon van Al-Mu’tim en dat hij het aanbod van de Heilige Profeet Sallallah o Alaih Wasallam kon accepteren. Hij verliet het huis van Al-Mu’tim en gaf het goede nieuws door aan Khawlah Radi Allah Anha, zodat zij de Heilige Profeet Sallallah o Alaih Wasallam kon informeren. Hierna was de Heilige Profeet Sallallah o Alaih Wasallam verloofd met Aisha Radi Allah Anha. 10

De reden waarom de Heilige Profeet Sallallah o Alaih Wasallam akkoord ging met dit huwelijksvoorstel was vanwege het feit dat hij voor het huwelijk goddelijke tekenen in zijn dromen had ontvangen. 11 Ibn Athir heeft overgeleverd dat de Profeet Sallallah o Alaih Wasallam de droom na het heengaan van Gadiedja Radi Allah Anha kreeg. 12 De droom ging als volgt:

أريتك فى المنام مرتين، أرى أن رجلا يحملك فى سرقة حرير فيقول: هذا امرأتك فأكشف فأراك فأقول إن كان هذا من عند اللّٰه يمضه. 13
Ik (Profeet Mohammed Sallallah o Alaih Wasallam) zag jou (Aisha Radi Allah Anha) tweemaal in mijn droom. Ik zag dat een man (een engel) jouw afbeelding in een stuk zijde naar mij bracht en zei: ‘Dit is uw echtgenote.’ Ik haalde de stof van jouw afbeelding weg en zei: ‘Als dit de wil van Allah is, dan zal het vervuld worden’.

Een andere vertelling is van Aisha Radi Allah Anha en zij had gezegd:

ما تزوجنى النبى صلى اللّٰه عليه وسلم حتى أتاه جبريل بصورتى وقال:هذه زوجتك. 14
De Boodschapper van Allah Radi Allah Anha huwde mij niet, totdat Djiebriel Alaihis Salam (Gabriël, Moge vrede en zegeningen op hem rusten) hem mijn afbeelding toonde en zei: ‘Dit is uw echtgenote’.

Daarom, toen Khawlah Radi Allah Anha haar naam noemde, ging de Heilige Profeet Sallallah o Alaih Wasallam akkoord. De polytheïsten van Makkah, die geen enkele kans voorbij lieten gaan om de Profeet Sallallah o Alaih Wasallam te belasteren, hadden geen kritiek op deze verloving en accepteerden het, omdat het een normale gewoonte was.

Leeftijd op Moment van het Huwelijk

Er wordt overgeleverd dat de leeftijd van Aisha Radi Allah Anha 6 jaar was toen zij werd verloofd en dat het huwelijk geconsummeerd werd toen zij 9 jaar oud was. 15 Alle historici, biografieschrijvers, oriëntalisten en Islamitische geleerden gebruiken de 10 overleveringen in Al-Bukhari, Al-Muslim en Sunan Abi Dawood als primaire bron voor bewijs van de leeftijd van Aisha Radi Allah Anha. Deze overleveringen bestaan ook in andere boeken van Ahadith en geschiedenis, maar Al-Bukhari, Al-Muslim en Abi Dawood worden gezien als de primaire bronnen van deze overleveringen. Echter, wanneer de onderzoekers het bewijs dat in de boeken wordt gegeven, analyseren, de details van de overleveraars van Al-Bukhari en Al-Muslim verifiëren en de situationele factoren van die tijd checken, dan is het zo dat de werkelijke leeftijd van Aisha Radi Allah Anha tijdens het huwelijk significant verschilt.

Verificaties van de Overleveraars

Over de leeftijd van Aisha Radi Allah Anha zijn er vijf overleveringen in Al-Bukhari, 1617181920 vier in Al-Muslim 21222324 en één in Abi Dawood. 25 Op het eerste gezicht lijken dit tien verschillende overleveringen te zijn, maar in werkelijkheid komen vijf overleveringen van Al-Bukhari, twee overleveringen van Al-Muslim en één overlevering van Abi Dawood van één enkele persoon. Deze persoon staat bekend als Hisham, die weer overleverde van Urwa die weer overleverde van Aisha Radi Allah Anha. Van de twee overgebleven overleveringen van Al-Muslim, is één overgeleverd door Zuhri, die weer overleverde van Urwa, die weer overleverde van Aisha Radi Allah Anha. De andere overlevering komt van Ibrahim, die had gehoord van Aswad, die weer van Aisha Radi Allah Anha had overgeleverd. Hierdoor zijn de tien overleveringen eigenlijk drie verschillende overleveringen.

Hisham was de zoon van Urwa die weer de zoon van Zubair was. Zubair was de neef van Aisha Radi Allah Anha. Hisham werd in het jaar 61 A.H. 26 geboren. Hij bracht zijn eerste jaren door in Medina, waar hij een geleerde van Hadith werd, 27 en zijn overleveringen zijn in bijna elk Hadithbook opgenomen. Echter, later, toen hij Irak begon te bezoeken, hield hij zich beizg met tadlees (het verbergen van de bronnen). Imam Al-Zahabi citeerde Yaqoob ibn Shaibah toen hij zei:

وقال عبد الرحمن بن خراش: بلغني أن مالكانقم على هشام بن عروة حديثه لأهل العراق، وكان لا يرضاه ثم قال قدم الكوفة ثلاث مرات قدمة كان يقول فيھا حدثنى أبى قال سمعت عائشة، والثانية فكان يقول أخبرنى أبى، عن عائشة، وقدم الثالثة فكان يقول أبى، عن عائشة يرسل، عن ابيه. 28
Abd al-Rahman ibn Khurash heeft gezegd: ‘Het bericht kwam tot mij dat Malik (ibn Anas) kritisch was over de overlevering van Hisham ibn Urwah voor de mensen en dat hij hem niet goedkeurde. Toen zei hij: “Hij (Hisham) kwam drie maal naar Kufa. De eerste keer dat hij kwam zei hij, ‘Mijn vader heeft mij verteld dat hij van Aisha Radi Allah Anha heeft gehoord.’. De tweede keer zei hij, ‘Mijn vader informeerde mij van Aisha Radi Allah Anha.’. En de derde keer zei hij, ‘Mijn vader van Aisha’ (waarbij hij de andere overleveraars weg had gelaten, waardoor zijn vader het rechtstreeks gehoord zou hebben).”
هشام ثبت لم ينكر عليه إلا بعد صار إلى العراق، فانه انسبط فى الرواية وأرسل عن ابيه بنا كان سمعه من غير ابيه عن ابيه. 29
Hisham was betrouwbaar en werd niet bekritiseerd totdat hij naar Irak ging. Daar werd hij minder precies in zijn overleveringen. Hij vertelde dat hij de overleveringen rechtstreeks van zijn vader had gehoord, terwijl hij het van anderen had gehoord, die het weer van zijn vader hadden gehoord.

Hisham had op zijn beurt zijn eigen mening over de Ahadith die door de mensen van Iraq werden overgeleverd:

قال هشام بن عروة: إذا حدثك العراقى بألف حديث فألق تسعمائة وتسعين وكن من الباقى فى شك. 30
Hisham ibn Urwa heeft gezegd: Wanneer een Irakees 1.000 Ahadith overlevert, gooi dan 999 weg en wantrouw de rest.

Imam Shafi verklaart dat wanneer een hadith geen basis in de Hijaz (waar Makkah en Medina liggen) heeft, dan is de essentie ervan verloren en wanneer het vanuit Irak komt en geen basis in Hijaz heeft, dan zou het niet geaccepteerd moeten worden. 31 Opvallend aan de hadith over de leeftijd van Aisha Radi Allah Anha ten tijde van haar huwelijk, is dat alle overleveraars in de keten vanuit Irak zijn. Geen van de overleveraars van deze hadith zijn van Makkah of Medina. 32 Dit veroorzaakt nog meer twijfels over hoe een hadith, waarin Aisha Radi Allah Anha zelf iets overlevert, origineel vanuit Iraq komt, terwijl niemand in Makkah of Medina er iets over wist. Daarnaast verklaart Ibn Hajar al-Asqalani:

هشام بن عروة بن الزبير بن العوام تابعى صغير مشھور ذكره بذالك أبو الحسن القطان وأنكره الذهبى وابن القطان فان الحكاية المشھورة عنه أنه قدم العراق ثلاث مرات ففى الاولى حدث عن أبيه فصرح بسماعه وفى الثانية حدث بالكثير فلم يصرح بالقصة وهى تقتضى انه حدث عنه بما لم يسمعه منه وهذا هو التدليس. 33
Hisham ibn Urwa ibn Zubair al-Awwam was een bekende jonge Tabai’. Dit werd vermeld door Abu al-Hasan al-Qattan, maar was afgewezen door al-Dhahabi en Ibn al-Qattan. Het welbekende verhaal over hem was dat hij drie keer naar Irak is gereisd. Tijdens zijn eerste bezoek overlevert hij van zijn vader en vermeldt duidelijk dat hij het van hem heeft gehoord. Tijdens zijn tweede bezoek heeft hij veel overlevert, maar was hij niet duidelijk over de details. Dit houdt in dat hij het niet direct van zijn vader heeft gehoord. Dit wordt gezien als tadlees (het verbergen van bronnen).

Op een ander moment vermeldt Ibn Hajar al-Aswalani ook:

هشام ابن عروة ابن الزبير ابن العوام الأسدى ثقة فقيه ربما دلس من الخامسة 34
Hisham ibn Urwa ibn al-Awwam al-Asadi was een Thiqa (betrouwbare) Islamitische jurist, maar hij heeft tadlees gepleegd op de plek van de vijfde overleveraar in de keten.

Al-Baghdadi citeert Imam Malik en zegt:

مالك بن أنس: هشام بن عروة كذاب 35
Malik ibn Anas heeft vermeld: Hisham ibn Urwa was een leugenaar.

Imam Zahabi vermeldt:

حجة إمام، لكن فى الكبر تناقص حفظه، ولم يختلط أبدا، ولا عبرة بما قاله أبو الحسن بن القطان من أنه وسھيل بن أبى صالح اختلطا، وتغيرا. نعم الرجل قليلا ولم يبق حفظه كھو فى حال الشبيبة، فنسى بعض محفوظه أووهم، فكان ماذا! أهو معصوم من النسيان! 36
Hij was een leider, iemand die (Hadith) bevestigt, maar toen hij ouder werd, begon zijn geheugen te verzwakken. Hij verwarde dingen nooit met elkaar en er is ook geen bewijs dat hij Ahadith met elkaar verwarde of deze veranderde, zoals Abu al-Hasan ibn al-Qattan en Suhail ibn Abi Saleh zeggen. Hoe dan ook, zijn geheugen was echter niet meer hetzelfde als toen hij nog jong was. Hij begon dingen te vergeten of begon te twijfelen en zo veranderde hij! (Dus) hoe was hij beschermd tegen (de ziekte van) vergeetachtigheid?

Deze citaten verwijzen naar het feit dat Hisham betrokken was bij het plegen van tadlees, zijn geheugen werd zwak en hij citeerde vele Ahadith van de mensen van Iraq, die volgens hemzelf onbetrouwbaar en onaanvaardbaar waren. Daarom is het vastgesteld dat acht overleveringen die geciteerd zijn door Hisham over de leeftijd van Aisha Radi Allah Anha en vermeld zijn in Al-Bukhari, Al-Muslim en Abi Dawood, als onbetrouwbaar en onaanvaardbaar zijn vastgesteld.

De tweede overlevering die geciteerd werd door Al-Muslim bestaat uit zes overleveraars in de keten. Een daarvan is Zuhri die deze Hadith heeft overgenomen van Urwa. Hadithwetenschappers zijn ervan overtuigd dat Zuhri niets van Urwa heeft geciteerd. 37 Een andere overleveraar in deze keten is Abdul Razzaq. Over hem zeggen sommige Hadithgeleerden dat hij een betrouwbaar en Thiqa persoon was en sommigen zeggen dat hij een leugenaar was. Abbas ibn Al-Azeem was van dezelfde stad als Abdul Razzaaq, namelijk Sana’a, en hij heeft gezworen bij Allah:

واللّٰه الذى لا اله الا هو ان عبدالرزاق كذاب 38
Ik zweer bij Allah, die de enige God is, dat Abdul Razzaq een leugenaar is.

Imam Zahabi is het hier ook mee eens. 39 Sinds het is vastgesteld dat Zuhri geen enkele Hadith heeft overgeleverd van Urwa en de Thiqahat (waarheid) van Abdul Razzaq in twijfel wordt getrokken, betekent dit dat over twee van de zes overleveraars getwijfeld wordt. Dit leidt tot de conclusie dat deze overlevering ook onbetrouwbaar is.

Zijn derde overlevering, die ook geciteerd is door Al-Muslim, gaat als volgt:

حدثنا أبو معاوية، عن الأعمش، عن إبراهيم، عن الأسود، عن عائشة، قالت: تزوجھا رسول اللّٰه صلى اللّٰه علية وسلم وهى بنت ست، وبنى بھا وهى بنت تسع، ومات عنھا وهى بنت ثمان عشرة. 40
… Abu Muawiya narrated from A’mash, who narrated from Ibrahim who narrated it from Aisha who said: The Prophet of Allah betrothed me when I was six years old and consummated the marriage when I was nine years old and he passed away when I was eighteen years old.

In deze overlevering is Abu Muawiya een van de overleveraars. Over hem zeggen Hadithwetenschappers:

وكان حافظا متقنا ولكنه كان مرجئا. 41
He was a Hafiz (Memorizer of Ahadith), pious individual, but he was a Murjiite.

Al-Suyuti citeert Abu Dawood en zegt:

وقال أبو داؤد كان رئيس المرجئة بالكوفة. 42
Abu Dawood stated that He (Abu Muawiya) was the leader of Murji’ites in Kufa.

Imam Zahabi citeert Yaqoob ibn Shaibah en zegt:

ثقة، ربما دلس، كان يرى الإرجاء. 43
He was Thiqa, but sometimes he used to indulge in Tadlees (while quoting hadith) and was a Murji’ite.

Ibn Hajar al-Asqalani citeerde Ibn Saad en zei:

قال بن سعد كان ثقة كثير الحديث يدلس وكان مرجئا. 44
Ibn Saad states that he (Abu Muawiya) was Thiqa, practiced Tadlees in many Ahadith and was a Murji’ite.

Aangezien hij het geloof van een Murji’iet had en zich ook schuldig maakte aan Tadlees (het overslaan van overleveraars), maakt dat zijn overleveringen overleveringen onbetrouwbaar en onaanvaardbaar. Hiermee is te zien dat alle drie de overleveringen technische problemen hebben in hun ketens van overleveren. Volgens de regels die zijn opgezet door de Muhadditheen over het overleveren van Hadith, zijn deze overleveringen daarom onbetrouwbaar en onaanvaardbaar. Echter, dit betekent niet dat alle overleveringen of een groot gedeelte ervan die zijn geciteerd in deze boeken als onbetrouwbaar worden gezien. Dit verwijst alleen maar naar het feit dat Al-Bukhari, Al-Muslim en Abi Dawood mensen waren. Ondanks hun beste intenties en grote moeite is het goed mogelijk dat een aantal onbetrouwbare overleveringen, door fouten of misberekeningen, toch zijn opgenomen in hun boeken. Een beter passende verklaring hiervoor is dat ze simpelweg de regel hebben gevolgd die is vastgelegd door de leraar van Imam Bukhari. Al-Bayhaqi citeert Abdul Rehman en zegt:

عن عبدالرحمن بن مهدى أنه كان يقول: إذا روينا عن النبى صلى اللّٰه عليه وسلم فى الحلال والحرام والأحكام، تشددنا فى الأسانيد، وانتقدنا الرجال، وإذا روينا فى فضائل الأعمال والثواب والعقاب، تساهلنا فى الأسانيد، وتسامحنا فى الرجال. 45
It is narrated from Abd Al-Rahman ibn Mahdi that he used to say: When we narrate from the Holy Prophet (Sallallah o Alaih Wasallam) regarding what is lawful and unlawful, and legal rulings, we are strict with the chains of narration and critical of the narrators. However, when narrating about the virtues of actions, rewards, and punishments, we are lenient with the chains of narration and more forgiving of the narrators (at times hide or overlook some of the traits).

Abd al-Rehman ibn Mahdi was Imam Bukhari’s leraar en wordt gezien als een expert in het checken van mensen in de keten van overleveringen. Hij stelt als autoriteit dat wanneer het gaat om deugden, die kunnen behoren tot een persoon of een handeling of een gebeurtenis, de keten niet grondig wordt gecontroleerd of de controlemethode wordt versoepeld. Dit zou mogelijk een van de redenen kunnen zijn dat de vertelketen van de Hadith, waarin wordt gezegd dat de leeftijd van Aisha Radi Allah Anha zes of negen jaar was, niet grondig was gecheckt. Het zou ook kunnen dat Imam Bukhari, Al-Muslim en Abi Dawood de regel van Abdul Rahman hebben overgenomen en daarom deze Hadith in hun boeken hebben overgenomen.

Leeftijd van Aisha Radi Allah Anha op Moment van Huwelijk volgens Historische Archieven

Het geboortejaar van Aisha Radi Allah Anha is onzeker, maar als we de overlevering van haar huwelijksvoltrekking in gedachten houden, waarin wordt gezegd dat ze toen 9 jaar oud was, dan betekent dit dat ze 5 jaar na bekendmaking van Profeetschap van de Heilige Profeet Sallallah o Alaih Wasallam geboren is. Maar omdat deze leeftijd gebaseerd is op de onbetrouwbare overleveringen die in Al-Bukhari en Al-Muslim worden geciteerd, betekent dit dat ze niet 5 jaar na de bekendmaking van Profeetschap werd geboren. Haar echte leeftijd kan geschat worden als we kijken naar de overleveringen die geciteerd worden door Ibn Ishaq, die bijna en eeuw voor Imam Bukhari leefde. Ibn Ishaq heeft gezegd:

ثم اسلم ناس...اخت عمر بن خطاب، واسماء بنت ابى بكر، وعائشة بنت ابى بكر وهى صغيرة... 46
Then, the people who accepted Islam… Sister of Umar ibn Al-Khattab, Asma bint Abi Bakr and Aisha bint Abi Bakar who was a small girl at that time.

Deze mensen behoorden tot degenen die de Islam in de eerste jaren accepteerden. Deze overlevering laat zien dat Asma bint Abi Bakr Radi Allah Anha en Aisha bint Abi Bakr Radi Allah Anha de Islam net na Fatimah bint al-Khattab hadden geaccepteerd. Zij had de Islam rond het derde jaar na de bekendmaking van Profeetschap geaccepteerd. Ibn Ishap vertelt dat Aisha Radi Allah Anha in die tijd een klein meisje was. Dit betekent dat ze 5 jaar oud was ten tijde van de Profeetschap en 7-8 jaar oud toen ze de Islam accepteerde. 47 Daarom was ze in staat de Islam bewust te accepteren. Volgens deze overlevering was ze minstens 14-15 jaar oud toen ze verloofd werd met de Profeet Mohammed Sallallah o Alaih Wasallam, zoals dat gebeurde in het 10e jaar van zijn Profeetschap. Ten tijde van de voltrekking van het huwelijk was zij 17-18 jaar oud, aangezien dat gebeurde in het eerste jaar van de Hijra.

Bepalen van de Leeftijd van Aisha Radi Allah Anha door de Leeftijd van Asma bint Abi Bakr Radi Allah Anha te Vergelijken

Asma Radi Allah Anha was de oudere zus van Aisha Radi Allah Anha. Volgens de geschiedenisboeken was zij 10 jaar ouder dan Aisha Radi Allah Anha. Ibn Kathir zegt:

وهى اكبر من اختھا عائشة بعشر سنين... وبلغت من العمر مائة سنة...ثم ماتت فى سنة ثلاث وسبعین. 48
She was 10 years older than her sister Aisha… she reached 100 years of age… then passed away in 73 A.H.

Al-Qurtabi 49 en al-Jazri 50 citeren ook dat ze 100 jaar oud was toen zij overleed in 73 A.H. Aangezien Asma 100 jaar oud was in 73 A.H., betekent dit dat zij ten tijde van de emigratie 27 jaar oud was. Omdat zij 10 jaar ouder was dan Aisha Radi Allah Anha, is het duidelijk geworden dat Aisha Radi Allah Anha ten tijde van de emigratie 17 jaar oud was.

Situationele Factoren die de Overleveringen van Al-Bukhari en Al-Muslim Weerleggen

Na het heengaan van Khadijah Radi Allah Anha ging Khawlah bint al-Hakeem Radi Allah Anha naar de Heilige Profeet Sallallah o Alaih Wasallam en moedigde hem aan om te hertrouwen. 51 De situatie in het huis van de Profeet Mohammed Sallallah o Alaih Wasallam vereiste iemand die voor Fatima Radi Allah Anha en de zaken van het huis kon zorgen en Profeet Mohammed Sallallah o Alaih Wasallam kon (onder) steunen. Toen Profeet Mohammed Sallallah o Alaih Wasallam aan Khawlah Radi Allah Anha vroeg met wie hij moest trouwen, gaf ze twee namen: Sawdah Radi Allah Anha en Aisha Radi Allah Anha. Dit betekende dat als hij met een van hen of met beiden trouwde, elk van hen in staat was om de situatie van het huis te beheren. Dit wijst op het feit dat, wanneer Aisha Radi Allah Anha op dat moment slechts 6 jaar oud was, Khawlah Radi Allah Anha haar naam niet zou hebben genoemd als huwelijkskandidaat, omdat ze anders minderjarig zou zijn 52 en dus niet in staat was zaken van het huis te beheren.

Er wordt ook gezegd dat Aisha’s Radi Allah Anha naam in Khawlah’s Radi Allah Anha gedachten kwam, omdat haar afbeelding door Djibriel Alaihis Salam aan de Profeet Mohammed Sallallah o Alaih Wasallam was getoond. Echter, in die openbaring werd alleen haar gezicht getoond en geen woord of deel van de vertelling van die openbaring geeft aan dat Aisha’s Radi Allah Anha leeftijd 6 jaar was ten tijde van de verloving. Die leeftijd werd alleen geciteerd door de mensen toen de bovengenomede vertelling werden geciteerd door al-Bukhari, al-Muslim en Abi Dawood.

Leeftijd ten Tijde van de Openbaring van Soerah al-Qamar (de Maan)

Volgens de overlevering van al-Bukhari was Aisha Radi Allah Anha een jong meisje toen de verzen van Soerah al-Qamar (De Maan) werden geopenbaard. Yusuf ibn Mahak vertelt:

...قال: إنى عند عائشة ام المؤمنين، قالت: لقد انزل على محمد صلى اللّٰه عليه وسلم بمكة وإنى لجارية ألعب، بل الساعة موعدهم والساعة أدهى وأمر... 53
He (Yusuf ibn Mahak) said that I was in the house of Aisha, The Mother of The Believers, she said: when the revelation ‘But their (actual) promise is the Last Hour, and the Last Hour is extremely terrible and most agonizing.’ was revealed to Prophet Muhammad Sallallah o Alaih Wasallam at Makkah, I was a little girl.

Deze Soerah was neergedaald toen de gebeurtenis van ‘Shaq al-Qamar’ (de splitsing van de Maan) 5 jaar voor Hijrat had plaatsgevonden. 54 In deze Hadith vertelt Aisha Radi Allah Anha dat zij op dat moment een ‘Jariya’ was. Dat betekent een klein meisje dat dicht bij de pubertijd is. 55 Dat betekent dat zij toen ten minste 10 jaar oud was. Als deze leeftijd wordt aangehouden, dan zou ze ten tijde van haar verloving 12-13 jaar en tijdens de huwelijksvoltrekking ten minste 15-16 jaar oud zijn.

Geboorte van de Kinderen van Abu Bakr Radi Allah Anho

De kinderen van Abu Bakr Radi Allah Anho heten Abdullah, Asma, Badul Rahman en Aisha Radi Allah Anha. Zij zijn allemaal in de tijd van Jahiliyah geboren, dat was de tijd voor de bekendmaking van Profeetschap van de Profeet Mohammed Sallallah o Alaih Wasallam. Al-Tabari zegt:

فكل هؤلاء الأربعة من أولاده، ولدوا من زوجتيه اللتين سمينا هما فى الجاهلية. 56
All four children of (Abu Bakr), whose names have been mentioned above were born from his two wives in the age of Jahiliyah.

De hierboven genoemde details duiden op het feit dat Aisha Radi Allah Anha, omdat ze vóór de Profeetschapsverklaring van Profeet Mohammed Sallallah o Alaih Wasallam is geboren, minstens 9-10 jaar oud was toen de verzen van Soerah al-Qamar werden geopenbaard, waardoor ze 12-13 jaar was ten tijde van de verloving en 15-16 ten tijde van de voltrekking van het huwelijk.

Het Gebruik van de Woorden Bikr en Thayyab

Toen Khawlah Radi Allah Anha de Profeet Mohammed Sallallah o Alaih Wasallam voorstelde opnieuw te trouwen, vroeg hij haar of zij iemand in gedachte had. Hierop vroeg Khawlah Radi Allah Anha hem of hij wilde huwen met een ‘Thayyabah’ (een gescheiden vrouw of een weduwe) of een ‘Bikr’ (maagd, ongehuwd (jonge) vrouw). Het woord ‘Bikr’ wordt in het Arabisch niet gebruikt voor minderjarige meisjes. Daarvoor wordt ‘Jariyah’ gebruikt. Aangezien ‘Bikr’ was gebruikt voor Aisha Radi Allah Anha, in plaats van ‘Jariyah’, toont dit aan dat Aisha Radi Allah Anha de pubertijd al had bereikt en klaar was voor een huwelijk, ook al was ze op dat moment nog ongehuwd. 57

De hierboven genoemde details wijzen erop dat er met betrekking tot Riwayat en Dirayat veel fouten zijn gevonden in de vertellingen over de leeftijd van Aisha Radi Allah Anha bij de ondertrouw en de voltrekking van het huwelijk. Daarom is het onredelijk om die vertellingen op hun geloofwaardigheid te accepteren. De geleerden van Hadith moeten over dit onderwerp nadenken, zodat de echte feiten voor iedereen toegankelijk worden. De hierboven genoemde details wijzen er echter op dat haar leeftijd bij de huwelijksvoltrekking minstens 16-17 jaar was.

Migratie naar Medina

Toen Allah de Profeet Mohammed Sallallah o Alaih Wasallam opdracht gaf Mekka te verlaten, emigreerde hij naar Medina op de door Allah bepaalde nacht en liet Ali ibn Abi Talib Radi Allah Anha op zijn bed achter. 58 Een paar dagen nadat Profeet Mohammed Sallallah o Alaih Wasallam Medina bereikte, stuurden hij en Abu Bakr Radi Allah Anho berichten naar hun families om ook naar Medina te komen. Toen Aisha Radi Allah Anha dit nieuws hoorde, was ze ontzettend blij en begon ze zich voor te bereiden op de reis die voor haar lag. Abu Bakr Radi Allah Anho stuurde Abdullah ibn Uraiqat Radi Allah Anho naar zijn zoon Abdullah Radi Allah Anho en vroeg hem om zijn familie naar Medina te brengen. Hij bracht Abu Bakr’s Radi Allah Anho familie, Umm Rouman Radi Allah Anha, 59 Asma, Aisha en Abd al-Rahman Radi Allah Anhum. Aisha Radi Allah Anha verbleef enkele maanden met haar familie, nadat ze naar Medina waren gemigreerd. In het begin verbleven ze in het verblijf van Al-Haritha ibn Nauman. Na de voltooiing van Masjied-e-Nabawi in Medina bouwde Profeet Mohammed Sallallah o Alaih Wasallam een woonwijk voor Sawdah Radi Allah Anha en Aisha Radi Allah Anha en consumeerde hij het huwelijk met Aisha Radi Allah Anha in de maand Shawwaal. 60

Consumeren van het Huwelijk

Het huwelijk van Aisha Radi Allah Anha en de Profeet Mohammed Sallallah o Alaih Wasallam werd voltrokken in het eerste jaar van de Hidjra, 61 ongeveer acht maanden na de migratie. Abu Bakr Radi Allah Anho besprak de voltrekking van het huwelijk met de Heilige Profeet Sallallah o Alaih Wasallam, waarop Profeet Mohammed Sallallah o Alaih Wasallam positief reageerde. Hij ging, vergezeld met mannen en vrouwen, naar het huis van Abu Bakr Radi Allah Anho voor de huwelijksceremonie. Deze ceremonie was simpel. De bruid had een bad genomen en was gekleed in schone kleding. Toen zij klaar was, nam haar moeder Oem-e-Rouman Radi Allah Anha haar naar een kamer waar de vrouwen van Medina wachtten op de bruid. Toen ze daar arriveerde, baden de vrouwen voor haar. 62

Zij kreeg een bruidsschat van 400 dirham. 63 Na de huwelijksceremonie vertrok Aisha Radi Allah Anha naar haar eigen huis, een eenvoudige kamer naast de moskee. Ook het interieur van haar huis was simpel. Het bestond uit een leren matras gevuld met stro, een mat op de grond en over de deur heen was een gordijn gemaakt van kamelenhaar. Zij was erg tevreden nadat zij en de Profeet Sallallah o Alaih Wasallam samen gingen wonen.

Profeet Mohammed Sallallah o Alaih Wasallam was nooit verontwaardigd door haar neiging om spelletjes te spelen. In tegenstelling, zij was juist de bron van vreugde en ontspanning voor hem. Haar gezelschap in die tijd was de beste gelegenheid voor Profeet Mohammed Sallallah o Alaih Wasallam om haar te onderwijzen over de leer van de Islam voor toekomstige verspreiding en begeleiding. 64 Opo die maner ontwikkelde ze zich aanzienlijk en werd ze een bron van goedheid voor zichzelf en de Islamitische wereld in het algemeen.

De Kwaadsprekerij en het Geduld van Aisha Radi Allah Anha

Tijdens Ghazwat (oorlogscampagnes), was het gebruikelijk dat de Heilige Profeet Sallallah o Alaih Wasallam een van zijn vrouwen met hem meenam. In het zesde jaar van Hidjrah nam Profeet Mohammed Sallallah o Alaih Wasallam Aisha Radi Allah Anha en Oemm-e-Salmah Radi Allah Anha met zich mee toen hij op expeditie naar Banu Mustaliq ging. De Moslims hadden overwonnen en keerden weer terug naar Medina. Onderweg terug sloegen ze kamp op een plek dicht bij Medina, zodat iedereen kon rusten. Tijdens hun verblijf ging Aisha Radi Allah Anha iets buiten het kamp voor haar persoonlijke behoefte. Toen ze terugkwam, besefte ze zich dat ze haar ketting nog op die plek had laten liggen. Ze liep terug naar de plek waar haar ketting zou moeten liggen en vond het daar. Met haar ketting keerde ze weer terug naar het kamp, maar zag tot haar verschrikking dat het terrein leeg was. Niemand had naar Aisha Radi Allah Anha gezocht voor ze weggingen. Dat komt omdat zij aan het reizen was in een howdah, een zit- of draagstoel op de rug van een groot dier, en niemand verwachtte dat de howdah leeg was, aangezien ze zo jong, slank en licht was. Zo vertrok het hele leger, zonder te weten dat Aisha Radi Allah Anha niet mee was. 65

Hulpeloos wikkelde ze zich in haar mantel en ging zitten op de plek waar het kampement gestaan had. Ze hoopte dat een aantal mensen voor haar terug zouden komen en viel wachtend in slaap. Na een korte tijd kwam Safwan ibn al-Muattil Radi Allah Anho, die achter het leger aankwam, naar deze locatie en zag haar slapen. Toen Safwan Radi Allah Anho haar zag, herkende hij dat zij Aisha Radi Allah Anha was, aangezien hij haar had gezien voordat Allah de Hijab aan de moslimvrouwen had opgelegd. Toen hij dichterbij kwam, werd ze wakker. Toen ze zag dat hij haar had gezien, reciteerde ze Istirja (Inna lillahi wa inna ilaihi raji’oen) en bedekte ze zichzelf op de juiste manier. Hij was verbaasd om te zien dat ze achtergelaten was, dus bood hij haar zijn kameel aan. Hij stapte opzij, zodat ze erop kon klimmen en liep toen, zonder iets tegen haar te zeggen, achter de kameel aan. Ze reisden zo snel als ze konden, in de hoop zich bij de karavaan te kunnen voegen, voordat deze Medina had bereikt. Maar de moslims reisden in een snel tempo en hadden Medina eerder bereikt dan zij. 66

Safwan Radi Allah Anho en Aisha Radi Allah Anha bereikten Medina op klaarlichte daglicht en de Heilige Profeet Sallallah o Alaih Wasallam was opgelucht haar te zien en blij dat ze ongedeerd was. Aisha Radi Allah Anha vertelde hem over haar beproeving en de Profeet Mohammed Sallallah o Alaih Wasallam luisterde naar haar zonder enig argwaan. Echter, de belangrijkste hypocrieten van Medina, onder leiding van Abdullah ibn Ubayy, gebruikten deze gebeurtenis als een kans om samen te spannen tegen Profeet Mohammed Sallallah o Alaih Wasallam en de Moslims. Daarom begonnen ze Aisha Radi Allah Anha te belasteren door valse geruchten tegen haar te verspreiden, die ook door sommige moslims werd geaccepteerd. Tot die Moslims behoorden Mistah ibn Usaash, een familielid van Abu Bakr Radi Allah Anho, Hassan ibn Thabit Radi Allah Anho en Hamnah bint Jahsh Radi Allah Anho. 67

De geruchten bereikten de Profeet Mohammed Sallallah o Alaih Wasallam en de ouders van Aisha Radi Allah Anha, maar zij vertelden haar niets, omdat ze ziek was geworden. Aisha Radi Allah Anha was gewend geraakt aan de zorgzaamheid en vriendelijkheid van de Profeet Sallallah o Alaih Wasallam, maar ondanks dat merkte ze wat afstand in zijn houding en gedrag. Ze dacht dat het kwam door de last van het opzetten van een nieuwe natie. Daarom bleef ze geduldig wachten en hoopte dat alles snel weer goed zou zijn. Echter verergerde de situatie en kon ze het niet meer langer aan. Ze vroeg zijn toestemming om naar het huis van haar ouders te gaan, zodat haar moeder zorg kon dragen voor haar tijdens haar ziekteperiode. Profeet Mohammed Sallallah o Alaih Wasallam gaf haar toestemming en zo vertrok ze naar het huis van haar ouders. Twintig dagen lang bleef ze in bed, onbewust van wat de mensen over haar zeiden. 68

Toen zij weer gezond was, ging ze samen met de moeder van Mistah en andere vrouwen naar buiten. Zij vertelden haar over de verachtelijke geruchten die de mensen over haar verspreidden. Ze voelde zich ontzettend verdrietig en uitte haar diepe verdriet in tranen. Aisha Radi Allah Anha vertelde dat ze zoveel huilde dat ze dacht dat haar lever zou scheuren. Toen bad ze en richtte ze zich tot Allah. Haar moeder probeerde haar ook te troosten, maar het mocht niet baten. Aisha Radi Allah Anha realiseerde zich namelijk dat reden voor Profeet Mohammed Sallallah o Alaih Wasallam ontevredenheid over haar kwam door deze geruchten. Ze was ontzettend van streek, maar ze was niet de enige. Profeet Mohammed Sallallah o Alaih Wasallam leed op dezelfde manier. In zijn hart wist hij dat zij onschuldig was en het slachtoffer was van een ernstige beschuldiging. Hij was ook naar Masdjied-e-Nabawi gegaan en verklaarde duidelijk en onvoorwaardelijk aan de mensen van Medina hem probeerde te kwetsen via zijn vrouwen door hen te beschuldigen van vreselijke dingen die niet waar waren. Hij zwoer toen bij Allah en zei dat hij niets over hen (zijn vrouwen) wist behalve goede dingen. Toen benadrukte hij dat Safwan ibn al-Muattal een goede man was en de Profeet Sallallah o Alaih Wasallam was boos dat de mensen hem ook belasterden. 69

Na dit gehoord te hebben, zeiden sommige metgezellen dat de aanrichter van dit gerucht van de stam Khazraj was. Dit leidde tot een onenigheid, wat bijna zorgde voor een oorlog tussen de twee clans. Beide clans werden op het zwijgen gelegd door tussenkomst van de Heilige Profeet Sallallah o Alaih Wasallam, die daarna van zijn preekstoel afstapte en de moskee verliet. Hij riep Usama ibn Zayd Radi Allah Anho en Ali ibn Abi Talib Radi Allah Anho en vroeg om hun meningen. Usama Radi Allah Anho verzekerde de Heilige Profeet Sallallah o Alaih Wasallam dat het een leugen was, maar Ali Radi Allah Anho adviseerde om meer informatie op te vragen bij Bareerah Radi Allah Anha, de dienstmeid van Aisha Radi Allah Anha. Bareerah Radi Allah Anha bevestigde dat ze ook niets anders dan goedheid van Aisha Radi Allah Anha kende. Het enige wat Bareerah Radi Allah Anha toevoegde was, wanneer ze deeg maakte en Aisha Radi Allah Anha de taak gaf erop te letten, zij in slaap viel en de schapen het opaten. Toen ging de Profeet Sallallah o Alaih Wasallam naar het huis van Abu Bakr Radi Allah Anho en vond Aisha Radi Allah Anha met gezwollen ogen, aangezien ze voor twee dagen lang had gehuild. 70

Hij ging naast Aisha Radi Allah Anha zitten en getuigde in de Eenheid van Allah. Hij richtte zich tot haar en zei dat ze zich zeker bewust was van wat de mensen over haar zeiden. Hij spoorde haar aan om Allah te vrezen en, als ze iets verkeerds had gedaan zoals de mensen beweerden, berouw te tonen aan Allah, want Hij aanvaardt het berouw van Zijn gelovigen. Hierop stopten Aisha’s Radi Allah Anha tranen volledig. Ze wachtte op een reactie van haar ouders, maar toen die zwegen, sprak ze ferm en zwoer bij Allah dat ze nooit berouw zou tonen voor iets wat ze niet had gedaan. Ze legde uit dat als ze instemde met de beschuldigingen, dat zou betekenen dat ze iets onwaars toegaf, maar als ze de beschuldigingen bleef ontkennen, leek het erop dat niemand haar zou geloven. Bij gebrek aan een andere oplossing besloot ze met de woorden van de vader van Yousuf: 71

فَصَبْرٌ جَمِيلٌ ۖ وَاللَّهُ الْمُسْتَعَانُ عَلَىٰ مَا تَصِفُونَ 1872
Het is beter om geduldig te blijven (over deze tragedie), en ik zoek alleen Allah’s hulp tegen wat jullie vertellen.

Het was op dit moment dat een openbaring kwam naar de Heilige Profeet Sallallah o Alaih Wasallam dat Aisha Radi Allah Anha vrijsprak van de gruwelijke beschuldigingen van de mensen. De Profeet Mohammed Sallallah o Alaih Wasallam keek naar Aisha Radi Allah Anha en vertelde haar om weer blij te zijn, aangezien Allah haar onschuld had openbaard. 73

Na dit te horen waren Aisha’s Radi Allah Anha ouders opgelucht en zeiden ze tegen hun dochter om Allah en zijn Profeet Sallallah o Alaih Wasallam te bedanken. Aisha Radi Allah Anha was ontzettend blij en prees en bedankte Allah de Almachtige voor Zijn Hulp. Profeet Mohammed Sallallah o Alaih Wasallam ging toen naar Masdjied-e-Nabawi en reciteerde de verzen van Soerah al-Noer (24:11-21) welke Allah de Almachtige had openbaard voor de onschuld van Aisha Sallallah o Alaih Wasallam. Tijdens dit moment werd ook de straf voor valse beschuldigingen van overspel (Had-e-Qazf) werd opgelegd. Allah openbaarde:

... وَالَّذِينَ يَرْمُونَ الْمُحْصَنَاتِ ثُمَّ لَمْ يَأْتُوا بِأَرْبَعَةِ شُهَدَاءَ فَاجْلِدُوهُمْ ثَمَانِينَ جَلْدَةً وَلَا تَقْبَلُوا لَهُمْ شَهَادَةً أَبَدًا وَأُولَئِكَ هُمُ الْفَاسِقُونَ 4 إِلَّا الَّذِينَ تَابُوا مِنْ بَعْدِ ذَلِكَ وَأَصْلَحُوا فَإِنَّ اللَّهَ غَفُورٌ رَحِيمٌ 5... إِنَّ الَّذِينَ جَاءُوا بِالْإِفْكِ عُصْبَةٌ مِّنكُمْ ۚ لَا تَحْسَبُوهُ شَرًّا لَّكُم ۖ بَلْ هُوَ خَيْرٌ لَّكُمْ ۚ لِكُلِّ امْرِئٍ مِّنْهُم مَّا اكْتَسَبَ مِنَ الْإِثْمِ ۚ وَالَّذِي تَوَلَّىٰ كِبْرَهُ مِنْهُمْ لَهُ عَذَابٌ عَظِيمٌ11 لَّوْلَا إِذْ سَمِعْتُمُوهُ ظَنَّ الْمُؤْمِنُونَ وَالْمُؤْمِنَاتُ بِأَنفُسِهِمْ خَيْرًا وَقَالُوا هَٰذَا إِفْكٌ مُّبِينٌ 12 لَّوْلَا جَاءُوا عَلَيْهِ بِأَرْبَعَةِ شُهَدَاءَ ۚ فَإِذْ لَمْ يَأْتُوا بِالشُّهَدَاءِ فَأُولَٰئِكَ عِندَ اللَّهِ هُمُ الْكَاذِبُونَ13 وَلَوْلَا فَضْلُ اللَّهِ عَلَيْكُمْ وَرَحْمَتُهُ فِي الدُّنْيَا وَالْآخِرَةِ لَمَسَّكُمْ فِي مَا أَفَضْتُمْ فِيهِ عَذَابٌ عَظِيمٌ 14 إِذْ تَلَقَّوْنَهُ بِأَلْسِنَتِكُمْ وَتَقُولُونَ بِأَفْوَاهِكُم مَّا لَيْسَ لَكُم بِهِ عِلْمٌ وَتَحْسَبُونَهُ هَيِّنًا وَهُوَ عِندَ اللَّهِ عَظِيمٌ15 وَلَوْلَا إِذْ سَمِعْتُمُوهُ قُلْتُم مَّا يَكُونُ لَنَا أَن نَّتَكَلَّمَ بِهَٰذَا سُبْحَانَكَ هَٰذَا بُهْتَانٌ عَظِيمٌ16 يَعِظُكُمُ اللَّهُ أَن تَعُودُوا لِمِثْلِهِ أَبَدًا إِن كُنتُم مُّؤْمِنِينَ17 وَيُبَيِّنُ اللَّهُ لَكُمُ الْآيَاتِ ۚ وَاللَّهُ عَلِيمٌ حَكِيمٌ18 إِنَّ الَّذِينَ يُحِبُّونَ أَن تَشِيعَ الْفَاحِشَةُ فِي الَّذِينَ آمَنُوا لَهُمْ عَذَابٌ أَلِيمٌ فِي الدُّنْيَا وَالْآخِرَةِ ۚ وَاللَّهُ يَعْلَمُ وَأَنتُمْ لَا تَعْلَمُونَ19 وَلَوْلَا فَضْلُ اللَّهِ عَلَيْكُمْ وَرَحْمَتُهُ وَأَنَّ اللَّهَ رَءُوفٌ رَّحِيمٌ20 يَا أَيُّهَا الَّذِينَ آمَنُوا لَا تَتَّبِعُوا خُطُوَاتِ الشَّيْطَانِ ۚ وَمَن يَتَّبِعْ خُطُوَاتِ الشَّيْطَانِ فَإِنَّهُ يَأْمُرُ بِالْفَحْشَاءِ وَالْمُنكَرِ ۚ وَلَوْلَا فَضْلُ اللَّهِ عَلَيْكُمْ وَرَحْمَتُهُ مَا زَكَىٰ مِنكُم مِّنْ أَحَدٍ أَبَدًا وَلَٰكِنَّ اللَّهَ يُزَكِّي مَن يَشَاءُ ۗ وَاللَّهُ سَمِيعٌ عَلِيمٌ2174
Waarlijk, zij die de lastering voortbrachten, waren een grote groep uit uw midden; beschouw dit niet als een kwaad voor u – integendeel het is goed voor u. Elk van hen zal de straf voor de zonde die hij heeft begaan, ontvangen en hij, die onder hen het voornaamste deel ervan op zich nam, zal een grotere straf ontvangen (11). Waarom dachten de gelovige mannen en vrouwen, toen zij dit hoorden geen goed over hun eigen mensen en zeiden: “Dit is een openlijke lastering?” (12). Waarom brachten zij geen vier getuigen (om dit te bewijzen)? Daar zij geen getuigen hebben meegebracht zijn zij in de ogen van Allah leugenaars (13). En ware het niet door Allah’s genade en Zijn barmhartigheid naar jullie in deze wereld en in het Hiernamaals, zo zouden jullie wegens hetgeen jullie hebben begaan, een grote straf hebben getroffen (14). Toen jullie van elkaar hoorden en jullie zeiden, waarvan jullie geen kennis bezaten, dachten jullie dat het onbeduidend was, terwijl het in de ogen van Allah belangrijk was (15). Waarom hebben jullie niet gezegd toen jullie het hoorden: “Het betaamt ons niet om erover te spreken. Heilig bent U, dit is een grote lastering!” (16). Allah waarschuwt u om nooit tot iets dergelijks terug te vallen indien jullie gelovig zijn (17). En Allah legt u de geboden uit; Allah is Alwetend, Alwijs (18). Zij die graag willen dat onbetamelijkheid zich onder gelovigen verspreid, zullen in deze wereld en in het Hiernamaals een pijnlijke straf ondergaan. Allah weet en jullie weten niet (19). En was het niet door Allah’s genade en Zijn barmhartigheid voor u en at Allah Liefderijk en Genadevol is, (dan zouden jullie verloren zijn gegaan) (20). O jullie die geloven, volg de voetstappen van de Satan niet. Wie de voetstappen van de Satan volt, die zal zeker onzedelijkheid en boosheid aanroepen. En was het niet door Allah’s genade en Zijn barmhartigheid voor u geweest, dan zou niemand van u ooit rein zijn geworden, maar Allah reinigt wie Hij wil. Allah is Alhorend, Alwetend (21).

Daarom werden Mistab ibn Usasah, Hassan ibn Thabit en Hamnah bint Jahsh, degenen die betrokken waren bij het delen van deze geruchten, gegeseld met 80 zweepslagen, terwijl Abdullah ibn Ubayy, de leider van de hypocrieten, vernederd werd onder zijn volk omdat zijn samenzwering ontmaskerd was voor het publiek. 75

Na deze overwinning keerde Aisha Radi Allah Anha terug naar haar appartement naast Madjied-e-Nabawi en woonde bij de Heilige Profeet Sallallah o Alaih Wasallam zolang hij leefde. Na de afscheidsbedevaart werd Profeet Mohammed Sallallah o Alaih Wasallam ziek en toen zijn ziekte ernstig werd, wenste hij zijn laatste dagen in het huis van Aisha Radi Allah Anha door te brengen. Geen enkele andere vrouw maakte hier bezwaar tegen, omdat ze wisten dat hij ziek was en ze wilden dat hij behandeld werd waar hij wenste. Dus verbleef hij in Aisha’s Radi Allah Anha kamer waar zij met toewijding en naar hem omkeek. Toen de tijd van zijn vertrek uit deze wereld naderde, legde ze hem tegen haar aan en ging hij heen terwijl zijn hoofd tussen haar hoofd en boezem leunde. Aisha Radi Allah Anha zei altijd dat het een van de gunsten van Allah was dat Profeet Mohammed Sallallah o Alaih Wasallam in haar huis overleed terwijl hij tegen haar aanleunde. 76

Onderscheidende Kwaliteiten van Aisha Radi Allah Anha

Aisha Radi Allah Anha zei dat ze tien onderscheidende kwaliteiten had gekregen die de andere vrouwen van Profeet Mohammed Sallallah o Alaih Wasallam niet hadden. Deze tien kwaliteiten waren:

  1. Enige kuise vrouw onder de vrouwen van de Heilige Profeet Sallallah o Alaih Wasallam.
  2. Beide ouders waren immigranten.
  3. Allah zond bewijs van haar onschuld via verzen van de Heilige Qoraan.
  4. Djibriel Alaihis Salam kwam bij Profeet Mohammed Sallallah o Alaih Wasallam met een afbeelding van haar in zijde ingewikkeld en vertelde hem te huwen met Aisha Radi Allah Anha.
  5. Profeet Mohammed Sallallah o Alaih Wasallam en Aisha Radi Allah Anha wasten zich vanuit dezelfde waskom.
  6. Profeet Mohammed Sallallah o Alaih Wasallam verrichte het gebed, terwijl zij voor hem aan het slapen was.
  7. Openbaring kwam tot de Profeet Sallallah o Alaih Wasallam, terwijl hij bij haar was.
  8. Profeet Mohammed Sallallah o Alaih Wasallam ging heen, terwijl zijn hoofd tegen haar aan leunde.
  9. Profeet Mohammed Sallallah o Alaih Wasallam overleed op de dag dat hij bij haar verbleef.
  10. Profeet Mohammed Sallallah o Alaih Wasallam werd ter aarde gelegd in haar huis. 77

Aisha Radi Allah Anha leefde nog 47 jaar na zijn heengaan 78 en wijdde haar leven aan de Islam. Ze staat erom bekend een grote hoeveelheid Ahadith te hebben doorgegeven. Zij zou rond 2210 Ahadith hebben vermeld. 174 van haar overleveringen worden bevestigd door Al-Bukhari en Al-Muslim. Daarvan zijn 54 opgenomen in Al-Bukhari en 66 in Al-Muslim. Ze had de meeste kennis onder de vrouwen van de Profeet Mohammed Sallallah o Alaih Wasallam en alle andere vrouwen. Ze was een expert in medicijnen en dichten. 79 Zij gaf haar inzichten in Jurisprudentie tijdens het Kalifaat van Abu Bakr Radi Allah Anho, Umar Radi Allah Anho en Uthman Radi Allah Anho. 80 Profeet Mohammed Sallallah o Alaih Wasallam hield ook ontzettend veel van haar. Er is overgeleverd:

أن عمرو بن العاص، قال: يا رسول اللّٰه أي الناس أحب إليك؟، قال: عائشة ، قال: من الرجال، قال: أبو بكر 81
Eens vroeg Amr ibn al-As Radi Allah Anha aan hem: ‘O Profeet van Allah Sallallah o Alaih Wasallam, wie is de meest geliefde persoon in uw hart.’ Hij zei ‘Aisha Radi Allah Anha’. Amr ibn al-As Radi Allah Anho vroeg toen, ‘en wie onder de mannen?’ De Heilige Profeet Sallallah o Alaih Wasallam antwoordde, ‘haar vader, Abu Bakr Radi Allah Anho’.

De strijd van de Kameel

Toen Kalief Uthman Radi Allah Anho werd vermoord, vluchtten zijn moordenaars en gingen in het leger van Ali ibn Abi Talib Radi Allah Anho, die de volgende Kalief werd. De volgelingen van Uthman Radi Allah Anho en andere mensen wilden dat de moordenaars gestraft werden. Op dat moment keerde Aisha Radi Allah Anha na het uitvoeren van de bedevaart terug naar Medina. In Medina ontmoette ze Talhah ibn Ubaydullah Radi Allah Anho en al-Zubair ibn al-Awam Radi Allah Anho die haar vroegen om te bemiddelen en Ali ibn Abi Talib Radi Allah Anho te vragen om de moordenaars voor het gerecht te brengen. Aisha Radi Allah Anha stemde toe en ze vertrok samen met Talha Radi Allah Anho, Zubair Radi Allah Anho en andere moslims naar Irak. 82 Ze bereikten Basra en wachtten op de komst van Ali Radi Allah Anho. Hij kwam en deed zijn best om de kwestie met gesprekken op te lossen en de Moslims te verenigen. In deze onderhandelingen speelde al-Qa’qa’ah bin Amir Radi Allah Anho een belangrijke rol en beide partijen stemden in met een oplossing. Daarom gingen beide partijen naar hun kampen en sliepen vredig. De moordenaars bleven echter op en beraamden plannen om een oorlog onder de Moslims te beginnen. Daarom vielen ze beide kampen afzonderlijk aan. Het gevolg was dat het volk van de kameel (Aisha’s Radi Allah Anha groep) dacht dat Ali’s Radi Allah Anho leger hen had aangevallen en Ali’s Radi Allah Anho leger dacht dat Aisha’s Radi Allah Anha groep hen had aangevallen. Dit leidde tot een oorlog tussen de twee partijen die eindigde toen Ali Radi Allah Anho Aisha’s Radi Allah Anha kameel, die haar howdah droeg, afslachtte. Daarna kwam hij haar tegemoet en zei: “Ik vraag Allah om vergiffenis.” Aisha Radi Allah Anha antwoordde: “Ik vraag hetzelfde voor jou. Ik wilde niets anders dan eenheid en vrede onder de Moslims.” 83 Toen verliet ze het slagveld en ging naar Medina waar ze de rest van haar leven verbleef, weg van de politieke kwesties.

Het Heengaan

Aisha al-Siddiqah Radi Allah Anha, Moeder der Gelovigen, was een vrouw van kennis, vroomheid en intellect. Ze ging heen op 17 Ramadan 58 A.H. Abu Hurairah Radi Allah Anho leidde haar Djanazah (dodengebed) en ze werd begraven in Jannat al-Baqee. 84


  • 1  Muhammad ibn Ishaq ibn Yasar Al-Madani (2009), Al-Seerat Al-Nabawiyah le-ibn Ishaq, Dar Al-Kutub Al-Ilmiyah, Beirut, Lebanon, Pg. 279.
  • 2  Abu Jaffar Muhammad ibn Jareer Al-Tabari (1387 A.H.), Tareekh Al-Tabari, Dar Al-Turath, Beirut, Lebanon, Vol. 3, Pg. 426.
  • 3  Izz Al-Din Ali ibn Muhammad Al-Shaibani ibn Athir (2003), Usud Al-Ghaba fi M’arifat Al-Sahaba, Maktaba Al-Tawfiqiya, Cairo, Egypt, Vol. 7, Pg. 178.
  • 4  Abu Al-Qasim Sulaiman ibn Ahmed Al-Tabarani (1994), Al-M’ujam Al-Kabir lil Ṭabarani, Maktaba Ibn Taimiyah, Cairo, Egypt, Vol. 23, Pg. 18.
  • 5  Muhammad ibn Yazid ibn Majah Al-Qazwini (2009), Sunan Ibn Majah, Hadith: 101, Dar Al-Salam lil Nashr wal-Tawzi, Riyadh, Saudi Arabia, Pg. 20.
  • 6  Ahmed ibn Yahya ibn Jabir ibn Dawood Al-Baladhuri (1996), Jumal min Ansab Al-Ashraf, Dar Al-Fikr, Beirut, Lebanon, Vol. 1, Pg. 409.
  • 7  Yusuf ibn Abd Allah ibn Abd Al-Barr Al-Qurtabi (1992), Al-Isti’aab fi M’arifat Al-Ashab, Dar Al-Jeel, Beirut, Lebanon, Vol. 3, Pg. 963.
  • 8  Izz Al-Din Ali ibn Muhammad Al-Shaibani ibn Athir (2003), Usud Al-Ghaba fi Ma’rifat Al-Sahaba, Maktaba Al-Tawfiqiya, Cairo, Egypt, Vol. 7, Pg. 178.
  • 9  Abu Abdullah Ahmed ibn Muhammad ibn Hanbal (2001), Musnad Al-Imam Ahmed ibn Hanbal, Hadith: 25769, Muassasah Al-Risala, Beirut, Lebanon, Vol. 42, Pg. 501-502.
  • 10  Abul Fida Ismael ibn Kathir Al-Damishqi (1976), Al-Seerat Al-Nabawiyah le-ibn Kathir, Dar Al-Ma’rifat lil Taba’at wal-Nashr wal-Tawzi, Beirut, Lebanon, Vol. 2, Pg. 143.
  • 11  Ahmed ibn Yahya ibn Jabir ibn Dawood Al-Baladhuri (1996), Jumal min Ansab Al-Ashraf, Dar Al-Fikr, Beirut, Lebanon, Vol. 1, Pg. 411.
  • 12  Izz Al-Din Ali ibn Muhammad Al-Shaibani ibn Athir (2003), Usud Al-Ghaba fi Ma’rifat Al-Sahaba, Maktaba Al-Tawfiqiya, Cairo, Egypt, Vol. 7, Pg. 178.
  • 13  Muhammad ibn Ishaq ibn Yasar Al-Madani (2009), Al-Seerat Al-Nabawiyah le-ibn Ishaq, Dar Al-Kutub Al-Ilmiyah, Beirut, Lebanon, Pg. 280.
  • 14  Ahmed ibn Yahya ibn Jabir ibn Dawood Al-Baladhuri (1996), Jumal min Ansab Al-Ashraf, Dar Al-Fikr, Beirut, Lebanon, Vol. 1, Pg. 411.
  • 15  Muhammad ibn Ishaq ibn Yasar Al-Madani (2009), Al-Seerat Al-Nabawiyah le-ibn Ishaq, Dar Al-Kutub Al-Ilmiyah, Beirut, Lebanon, Pg. 279-280.
  • 16  Muhammad ibn Ismail Al-Bukhari (1999), Sahih Al-Bukhari, Hadith: 3894, Dar Al-Salam, Riyadh, Saudi Arabia, Pg. 655.
  • 17  Ibid, Hadith, 3896.
  • 18  Ibid, Hadith, 5133, Pg, 918.
  • 19  Ibid, Hadith, 5134.
  • 20  Ibid, Hadith, 5158, Pg. 922.
  • 21  Muslim ibn Al-Hajjaj Al-Neshapuri (2000), Sahih Muslim, Hadith: 3479, Dar Al-Salam, Riyadh, Saudi Arabia, Pg. 596-597.
  • 22  Ibid, Hadith, 3480.
  • 23  Ibid, Hadith, 3481.
  • 24  Ibid, Hadith, 3482.
  • 25  Abu Dawood ibn Al-Asha’th Al-Sajistani (2009), Sunan Abi Dawood, Hadith: 2121, Dar Al-Salam, Riyadh, Saudi Arabia, Pg. 429.
  • 26  Abu Hatim Muhammad ibn Habban Al-Tamimi Al-Darmi (1973), Al-Thuqat, Daira Al-Ma’rif Al-Usmania, Hyderabad Deccan, India, Vol. 5, Pg. 502.
  • 27  Khair Al-Din ibn Mahmood ibn Faras Al-Zarkali (2002), Al-A’lam, Dar Al-Ilm lil Malayeen, Beirut, Lebanon, Vol. 8, Pg. 87.
  • 28  Abu Abdullah Shams Al-Din Al-Zahabi (2006), Siyar A’lam Al-Nubala, Dar Al-Hadith, Cairo, Egypt, Vol. 6, Pg. 210.
  • 29  Abu Abdullah Shams Al-Din Al-Zahabi (2003), Tareekh Al-Islam wa Wafayat Al-Mashaheer wa Al-Islam, Dar Al-Gharb Al-Islami, Beirut, Lebanon, Vol. 3, Pg. 1003.
  • 30  Jalal Al-Din Al-Suyuti (N.D.), Tadreeb Al-Ravi fi Sharh Taqreeb Al-Nawaawi, Dar Taiba, Riyadh, Saudi Arabia, Vol. 1, Pg. 89.
  • 31  Jalal Al-Din Al-Suyuti (N.D.), Tadreeb Al-Ravi fi Sharh Taqreeb Al-Nawaawi, Dar Taiba, Riyadh, Saudi Arabia, Vol. 1, Pg. 89.
  • 32  Habib Al-Rehman Siddiq Kandhalvi (N.D.), Tehqeeq Umer-e-Aishah, Published by the Author, Karachi, Pakistan, Pg. 21.
  • 33  Abu Al-Fadl Ahmed ibn Ali Al-Asqalani (1983), Tareef Ahl Taqdees bi Maratib Al-Mosofeen bi Al-Tadlees, Maktaba Al-Manar, Oman, Pg. 26.
  • 34  Abu Al-Fadl Ahmed ibn Ali Al-Asqalani (1986), Taqreeb Al-Tehzeeb, Dar Al-Rasheed, Syria, Pg. 573.
  • 35  Abu Bakr Ahmed ibn Ali Al-Khateeb Al-Baghdadi (1417 A.H.), Tareekh Baghdad, Dar Al-Kutub Al-Ilmiyah, Beirut, Lebanon Vol. 1, Pg. 239.
  • 36  Abu Abdullah Shams Al-Din Al-Zahabi (1963), Meezan Al-I’tidal fi Naqd Al-Rijaal, Dar Al-Ma’rifa lil Taba'a wal Nashr, Beirut, Lebanon, Vol. 4, Pg. 301-302.
  • 37  Abu Al-Fadl Ahmed ibn Ali Al-Asqalani (1326 A.H.), Tehzeeb Al-Tehzeeb, Matba’a Daira Al-Ma’arif Al-Nizamia, India, Vol. 9, Pg. 450.
  • 38  Abu Ahmed ibn ‘Adi Al-Jurjani (1997), Al-Kamil fi Du’fa Al-Rijal, Dar Al-Kutub Al-Ilmiyah, Beirut, Lebanon, Vol. 6, Pg. 538.
  • 39  Abu Abdullah Shams Al-Din Al-Zahabi (1963), Meezan Al-I’tidal fi Naqd Al-Rijaal, Dar Al-Ma’rifa, Beirut, Lebanon, Vol. 2, Pg. 611.
  • 40  Muslim ibn Al-Hajjaj Al-Neshapuri (2000), Sahih Muslim, Hadith: 3482, Dar Al-Salam, Riyadh, Saudi Arabia, Pg. 597.
  • 41  Abu Hatim Muhammad ibn Habban Al-Tamimi Al-Darmi (1973), Al-Thuqat, Daira Al-Ma’rif Al-Usmania, Hyderabad Deccan, India, Vol. 7, Pg. 442.
  • 42  Jalal Al-Din Al-Suyuti (1403 A.H.), Tabqat Al-Huffaz, Dar Al-Kutub Al-Ilmiyah, Beirut, Lebanon, Pg. 129.
  • 43  Abu Abdullah Shams Al-Din Al-Zahabi (1985), Siyar A’lam Al-Nubala, Moassasatu Al-Risala, Beirut, Lebanon, Vol. 9, Pg. 76.
  • 44  Abu Al-Fadl Ahmed ibn Ali Al-Asqalani (1326 A.H.), Tehzeeb Al-Tehzeeb, Matba’a Daira Al-Ma’arif Al-Nizamia, India, Vol. 9, Pg. 139.
  • 45  Abu Bakr ibn Al-Husain Al-Bayhaqui (2017), Al-Madkhal ila Ilm Al-Sunan, Dar Al-Minhaj lil Nashr wa Al-Tawzi, Beirut, Lebanon, Vol. 1, Pg. 372.
  • 46  Muhammad ibn Ishaq ibn Yasar Al-Madani (2009), Al-Seerat Al-Nabawiyah le-ibn Ishaq, Dar Al-Kutub Al-Ilmiyah, Beirut, Lebanon, Pg. 186.
  • 47  Dr. Shoki Daif (1403 A.H.), Al-Durar fi Ikhtisar Al-Maghazi wa Al-Siyar, Dar Al-Ma’arif, Cairo, Egypt, Pg. 13.
  • 48  Abul Fida Ismael ibn Kathir Al-Damishqi (1988), Al-Bidaya wa Al-Nihaya, Dar Ihya Al-Turath Al-Arabi, Beirut, Lebanon, Vol. 8, Pg. 381.
  • 49  Yusuf ibn Abdullah ibn Abd Al-Barr Al-Qurtabi (1992), Al-Istia’ab fi Ma’rifat Al-Ashab, Dar Al-Jeel, Beirut, Lebanon, Vol. 4, Pg. 1782-1783.
  • 50  Izz Al-Din Ali ibn Muhammad Al-Shaibani ibn Athir (2003), Usud Al-Ghaba fi Ma’rifat Al-Sahaba, Maktaba Al-Tawfiqiya, Cairo, Egypt, Vol. 7, Pg. 8.
  • 51  Abu Abdullah Ahmed ibn Muhammad ibn Hanbal (2001), Musnad Al-Imam Ahmed ibn Hanbal, Hadith: 25769, Muassasah Al-Risala, Beirut, Lebanon, Vol. 42, Pg. 501-502
  • 52  Habib Al-Rehman Siddiq Kandhalvi (N.D.), Tehqeeq Umer-e-Aishah, Published by the Author, Karachi, Pakistan, Pg. 62.
  • 53  Muhammad ibn Ismail Al-Bukhari (1999), Sahih Al-Bukhari, Hadith: 4876, Dar Al-Salam, Riyadh, Saudi Arabia, Pg. 863.
  • 54  Shahabuddin Mahmood ibn Abdullah Al-Aloosi (1415 A.H.), Rooh Al-Ma'ani fi Tafseer Al-Quran Al-Azeem wa Sab'al Mathani, Dar Al-Kutub Al-Ilmiyah, Beirut, Lebanon, Vol. 14, Pg. 74.
  • 55  Ahmed ibn Al-Muhammad Al-Fayumi (N.D.), Al-Misbah Al-Muneer Fi Ghareeb Al-Sharh Al-Kabeer, Maktaba Al-Ilmiyah, Beirut, Lebanon, Vol. 1, Pg. 97-98.
  • 56  Abu Jaffar Muhammad ibn Jareer Al-Tabari (1387 A.H.), Tareekh Al-Tabari, Dar Al-Turath, Beirut, Lebanon, Vol. 3, Pg. 426.
  • 57  Habib Al-Rehman Siddiq Kandhalvi (N.D.), Tehqeeq Umer-e-Aishah, Published by the Author, Karachi, Pakistan, Pg. 60-62.
  • 58  Safi Al-Rahman Al-Mubarakpuri (2010), Al-Raheeq Al-Makhtum, Dar Ibn Hazam, Beirut, Lebanon Pg. 182-184.
  • 59  Abu Hatim Muhammad ibn Habban Al-Tamimi Al-Darmi (1417 A.H.), Al-Seerat Al-Nabawiyah wa Akhbar Al-Khulafah, Dar Al-Kutub Al-Thaqafiyah, Beirut, Lebanon, Vol. 1, Pg. 144.
  • 60  Abu Al-Fatah Muhammad ibn Sayyid Al-Naas (1993), ‘Uyoon Al-Athar fi Funoon Al-Maghazi wal Shamail wal Siyar, Dar Al-Qalam, Beirut, Lebanon, Vol. 2, Pg. 368.
  • 61  Ahmed ibn Yahya ibn Jabir ibn Dawood Al-Baladhuri (1996), Jumal min Ansab Al-Ashraf, Dar Al-Fikr, Beirut, Lebanon, Vol. 1, Pg. 409.
  • 62  Muhammad ibn Ismail Al-Bukhari (1999), Sahih Al-Bukhari, Hadith: 3894, Dar Al-Salam, Riyadh, Saudi Arabia, Pg. 655.
  • 63  Abd Al-Malik ibn Hisham (1955), Al-Seerat Al-Nabawiyah le-ibn Hisham, Shirkah Maktabah wa Matba’a Mustafa Al-Babi, Cairo, Egypt, Vol. 2, Pg. 644.
  • 64  Faridah Masood Debas (2009), The Wives of Prophet Muhammad ﷺ, International Islamic Publishing House, Riyadh, Saudi Arabia, Pg. 71-72.
  • 65  Abd Al-Malik ibn Hisham (1955), Al-Seerat Al-Nabawiyah le-ibn Hisham, Shirkah Maktabah wa Matba’a Mustafa Al-Babi, Cairo, Egypt, Vol. 2, Pg. 297-298.
  • 66  Muhammad ibn Ismail Al-Bukhari (1999), Sahih Al-Bukhari, Hadith: 4141, Dar Al-Salam, Riyadh, Saudi Arabia, Pg. 701-702.
  • 67  Faridah Masood Debas (2009), The Wives of Prophet Muhammad ﷺ, International Islamic Publishing House, Riyadh, Saudi Arabia, Pg. 74-75.
  • 68  Abd Al-Malik ibn Hisham (1955), Al-Seerat Al-Nabawiyah le-ibn Hisham, Shirkah Maktabah wa Matba’a Mustafa Al-Babi, Cairo, Egypt, Vol. 2, Pg. 298-299.
  • 69  Muhammad ibn Ismail Al-Bukhari (1999), Sahih Al-Bukhari, Hadith: 4141, Dar Al-Salam, Riyadh, Saudi Arabia, Pg. 703.
  • 70  Abd Al-Malik ibn Hisham (1955), Al-Seerat Al-Nabawiyah le-ibn Hisham, Shirkah Maktabah wa Matba’a Mustafa Al-Babi, Cairo, Egypt, Vol. 2, Pg. 300-301.
  • 71  Abd Al-Malik ibn Hisham (1955), Al-Seerat Al-Nabawiyah le-ibn Hisham, Shirkah Maktabah wa Matba’a Mustafa Al-Babi, Cairo, Egypt, Vol. 2, Pg. 301-302.
  • 72  Holy Quran, Yousuf (Prophet Joseph) 12: 18.
  • 73  Abd Al-Malik ibn Hisham (1955), Al-Seerat Al-Nabawiyah le-ibn Hisham, Shirkah Maktabah wa Matba’a Mustafa Al-Babi, Cairo, Egypt, Vol. 2, Pg. 302.
  • 74  Holy Quran, An-Nur (The Light) Ho24: 4-5, 11-21.
  • 75  Muhammad ibn Ismail Al-Bukhari (1999), Sahih Al-Bukhari, Hadith: 4141, Dar Al-Salam, Riyadh, Saudi Arabia, Pg. 704.
  • 76  Muhammad ibn Ismail Al-Bukhari (1999), Sahih Al-Bukhari, Hadith: 4450-4451, Dar Al-Salam, Riyadh, Saudi Arabia, Pg. 756-757.
  • 77  Muhammad ibn Saad Al-Basri (1968), Tabqat Al-Kubra, Dar Sadir, Beirut, Lebanon, Vol. 8, Pg. 63-64.
  • 78  Ibid, Pg. 77.
  • 79  Abu Al-Abbas Ahmed ibn Ali Al-Hussaini (1999), Imta’ Al-Asma bima lin Nabi Min Al-Ahwal wal-Amwal wal-Hafadah wal-Mata’a, Dar Al-Kutub Al-Ilmiyah, Beirut, Lebanon, Vol. 6, Pg. 43.
  • 80  Ahmed ibn Yahya ibn Jabir ibn Dawood Al-Baladhuri (1996), Jumal min Ansab Al-Ashraf, Dar Al-Fikr, Beirut, Lebanon, Vol. 1, Pg. 418.
  • 81  Abu Al-Qasim Sulaiman ibn Ahmed Al-Tabarani (1994), Al-M’ujam Al-Kabir lil-Ṭabarani, Al-Maktab Ibn Taimiyah, Cairo, Egypt, Vol. 23, Pg. 43.
  • 82  Muhammad ibn Jareer Al-Tabari (1387 A.H.), Tareekh Al-Tabari, Dar Al-Turath, Beirut, Lebanon, Vol. 4, Pg. 458-460.
  • 83  Faridah Masood Debas (2009), The Wives of Prophet Muhammad ﷺ, International Islamic Publishing House, Riyadh, Saudi Arabia, Pg. 84-85.
  • 84  Muhammad ibn Saad Al-Basri (1968), Tabqat Al-Kubra, Dar Sadir, Beirut, Lebanon, Vol. 8, Pg. 76-77.

  • * This article has been translated from English to Dutch by Ghazala Wagid Hosain and edited by Heidi Evelyn Jacobs.

Powered by Netsol Online