Encyclopedia of Muhammad
Definitie Verplichte jaarlijkse pelgrimstocht naar Mekka voor capabele moslims. Belang Een van de vijf pijlers van de islam. Duur 8e tot 10e van Dhul-Hijjah. Ihram-vereisten Mannen dragen twee witte doeken; vrouwen dragen reguliere islamitische kleding die alles behalve het gezicht bedekt. Eid ul-Adha Gevierd op de 10e van Dhul-Hijjah. Jamarat Omvat Jamarat-al-Ula Tawaf al-Ziyarah Wordt uitgevoerd na het verlaten van de staat van Ihram. Tawaf al-Wada Markeert de voltooiing van de Hadj.

Languages

اردوEnglishDanishNorwegian

Het Beheersen van de Methode van de Hajj: Een Praktische Benadering

May Oude Vrielink & Heidi Evelyn Jacobs *

Hajj, wat letterlijk 'voornemen' 1 betekent en wordt terminologisch gedefinieerd als ‎‎'een pelgrimstocht maken naar Mekka'. Hajj is één van de vijf pilaren van de Islam. Hajj ‎is een vorm van aanbidding die betrekking heeft op het uitvoeren van specifieke ‎rituelen in Mekka op een specifiek tijdstip (van de 8e tot de 12e van Dhul Hijjah). 2 ‎Het is verplicht voor mannen en vrouwen om eenmaal in hun leven de Hajj te ‎verrichten, mits zij daar financieel en fysiek toe in staat zijn. Als een moslimman of -‎vrouw de verplichting van Hajj ontkent, wordt hij of zij als ongelovige beschouwd. 3 ‎Hieronder volgt een stapsgewijze gids over hoe je Hajj kunt verrichten volgens de ‎traditie van de Profeet Mohammed ‎‎.‎

Rituelen bij Meeqat

Meeqat verwijst naar specifieke geografische grenzen die zijn vastgesteld voor ‎pelgrims die de intentie hebben om Hajj of Umrah te verrichten. Er zijn vijf belangrijke ‎Meeqats, elk aangewezen voor pelgrims die uit verschillende regio’s komen:‎

  1. ‎‎Dhul-Hulaifah (Abyar Ali):‎ Gelegen nabij Medina, deze Meeqat is voor ‎degenen die via of vanuit Medina komen.
  2. ‎‎Juhfah: Gelegen nabij Rabigh, deze Meeqat dient pelgrims die komen uit de ‎richting van de Levant, Egypte en de Maghreb (Marokko, Algerije).‎
  3. ‎‎Qarn al-Manazil (As-Sail al-Kabeer): Deze Meeqat is voor pelgrims die ‎komen uit Najd of de oostelijke regio's van het Arabische schiereiland.‎
  4. ‎‎Yalamlam (Al-Sadiah): Gelegen ten zuiden van Mekka, deze Meeqat is voor ‎pelgrims die komen uit Jemen of die langs die route passeren.‎
  5. Dhat Irq: Deze Meeqat is voor degenen die uit uit Irak komen of vanuit die ‎richting.‎

Deze grenzen markeren de punten waar pelgrims niet voorbij mogen gaan zonder in de ‎staat van Ihram te zijn. Ihram verwijst naar speciale pelgrimskleding die voor mannen ‎bestaat uit twee doeken (bij voorkeur wit), en voor vrouwen bestaat deze uit normale ‎islamitische kleding (alles bedekkend behalve het gezicht, de handen en de voeten). De ‎Ihram wordt aangetrokken nadat de pelgrim zichzelf heeft gereinigd door het scheren ‎van oksel- en schaamhaar en het uitvoeren van Ghusl (de grote rituele wassing) of ‎Wudu (de kleinere rituele wassing). Het concept van Meeqat zorgt ervoor dat pelgrims ‎de heilige gebieden van Mekka betreden in een staat van rituele reinheid en ‎voorbereiding. Na het reinigen, verricht de pelgrim twee rakahs van nafil gebed en ‎doet dan niyyah (de intentie van pelgrimage) op de volgende manier:‎

  اللَّهُمَّ إنِّي أُرِيدُ الْحَجَّ فَيَسِّرْهُ لِي وَتَقَبَّلْهُ مِنِّي. 4
  O Allah, ik stel de intentie om Hajj te verrichten, maak het voor mij ‎gemakkelijk en accepteer het van mij.‎

Daarna reciteert de pelgrim de Talbiyah, een gebed of gezang dat pelgrims tijdens Hajj ‎en Umrah reciteren als een verklaring van hun intentie en toewijding. De Talbiyah ‎bestaat uit de volgende Arabische woorden:‎

  لَبَّيْكَ اللَّهُمَّ لَبَّيْكَ، لَبَّيْكَ لَا شَرِيكَ لَكَ لَبَّيْكَ، إنَّ الْحَمْدَ، وَالنِّعْمَةَ لَكَ، وَالْمُلْكَ، لَا شَرِيكَ لَك. 5
  Hier ben ik, O Allah, hier ben ik. Hier ben ik, U heeft geen deelgenoten, hier ‎ben ik. Waarlijk, alle lofprijzingen, de zegeningen en de soevereiniteit komen U toe. U ‎heeft geen deelgenoten.‎

De pelgrims blijven de Talbiyah reciteren gedurende de rituelen van Hajj en Umrah, ‎vooral wanneer ze zich van de ene heilige plaats naar de andere verplaatsen. De ‎Talbiyah symboliseert de toewijding en onderwerping van de pelgrim aan Allah, en ‎bevestigt het monotheïstische geloof dat centraal staat in de Islam.‎

Nadat de pelgrim in de staat van Ihram is getreden, worden specifieke beperkingen en ‎verplichtingen aan hem opgelegd. De pelgrim moet zich onthouden van zinloos ‎gepraat en het aangaan van geschillen. Hij moet elk intiem contact met zijn vrouw met ‎de intentie van geslachtsgemeenschap vermijden. 6

Daarnaast is het de pelgrim verboden om genaaide kleding te dragen, het hoofd te ‎bedekken, parfums te gebruiken of haar op het lichaam te knippen. 7 Als de pelgrim ‎één van deze handelingen begaat, moet hij of zij een compensatie betalen voor de ‎overtreding, bekend als 'Dum'. Dit is in wezen een vorm van compensatie om fouten of ‎overtredingen van de heilige voorwaarden van de pelgrimstocht te verzoenen. Dum ‎zorgt ervoor dat pelgrims de heiligheid en ernst van de Hajj en Umrah behouden. Het ‎stelt rectificatie en compensatie in staat, zodat de pelgrimstocht geldig en spiritueel ‎belonend blijft, ondanks kleine overtredingen.‎

De pelgrims in Mekka

Als de pelgrim van plan is om Hajj-e-Ifrad of Hajj-e-Qiran te verrichten, dan is het ‎soennah voor hem/haar om Tawaf-e-Qudoom (aankomstomgangen) uit te voeren na het ‎verrichten van een Umrah. Echter, als de pelgrim van plan is om Umra en Hajj in ‎afzonderlijke Ihrams te verrichten, dan hoeft hij of zij geen Tawaf-e-Qudoom te ‎verrichten omdat dit al verricht is in de Tawaf van de Umra.‎

De vijf dagen van Hajj (Dag 1: 8 Dhul Hajj)‎

Op de 8e van Dhul-Hijjah beginnen de pelgrims hun reis van Mekka naar Mina in de ‎ochtend, in navolging van het voorbeeld van de Profeet Mohammed ‎‎, die het Fajr-‎gebed in Mekka op deze dag bad en vervolgens na de middag naar Mina vertrok. Bij ‎aankomst in Mina reciteren de pelgrims de volgende smeekbede:‎

  اللَّهُمَّ هَذَا مِنًی وَهَذَا مِمَّا دَلَلْتنَا عَلَيْهِ مِنْ الْمَنَاسِكِ فَمُنَّ عَلَيْنَا بِجَوَامِعِ الْخَيْرَاتِ وَبِمَا مَنَنْتَ عَلَى إبْرَاهِيمَ خَلِيلِكَ ‏وَمُحَمَّدٍ حَبِيبِكَ وَبِمَا مَنَنْتَ عَلَى أَوْلِيَائِكَ وَأَهْلِ طَاعَتِكَ فَإِنِّي عَبْدُكَ وَنَاصِيَتِي بِيَدِكَ جِئْتُ طَالِبًا لِمَرْضَاتِكَ. 8
  O Allah, dit is Mina en het is een deel van de rituelen waar U ons naar heeft ‎geleid. Schenk ons alle vormen van goedheid, zoals U heeft geschonken aan Uw vriend ‎Ibrahim en Uw geliefde Mohammed ‎‎, en zoals U heeft geschonken aan Uw vrienden ‎en de rechtschapenen onder Uw dienaren. Ik ben Uw dienaar, mijn wil is in Uw ‎handen, en ik ben gekomen om Uw welbehagen te zoeken.‎

In Mina verrichten de pelgrims het Zuhr-, Asr-, Maghrib- en Isha-gebed op de 8e van ‎Dhul-Hijjah zoals de Profeet Mohammed ‎ ‏ook al zijn gebeden (van Zuhr tot Isha) ‎verrichtte in Mina op de 8e van Dhul Hajj en het Fajr-gebed op de 9e van Dhul-Hijjah. ‎Tijdens hun verblijf in Mina is het aanbevolen dat de pelgrims vaak de volgende ‎smeekbede reciteren: ‎

  اللَّهُمَّ إيَّاكَ أَرْجُو، وَلَكَ أَدْعُو، فَبَلِّغْنِي صَالِحَ أَمَلِي، واغْفِرْ لِي ذُنُوبِي، ‏‎ ‎وَامْنُنْ عَليَّ بِما مَنَنْتَ بِهِ عَلَى أَهْلِ طَاعَتِكَ ‏إنَّكَ على كل شی ئِِ قَدِير. 9
  O Allah, ik hoop op Uw genade en ik roep U aan. Help mij mijn ‎rechtschapen aspiraties te bereiken, vergeef mijn zonden en schenk mij wat U Uw ‎gehoorzame dienaren hebt geschonken. Voorwaar, U bent tot alle dingen in staat.‎

Indien mogelijk, worden pelgrims aangemoedigd om hun gebeden te verrichten in ‎Masjid Kheif in Mina. Dit komt omdat wel vijfenzeventig Profeten die Hajj verrichtten, ‎daar baden en omdat de Profeet Mohammed ‎ ‏het ook aanraadde vanwege het belang ‎ervan.‎‏ 10

Dag 2: 9e van Dhul Hajj

Op de 9e van Dhul-Hijjah, de tweede dag van Hajj, verrichten de pelgrims het Fajr-‎gebed in Mina en gaan dan meteen door naar de vlakte van Arafat. Deze praktijk is ‎gebaseerd op het verhaal van Abdullah ibn Umar. Bij het bereiken van Arafat, moeten ‎de pelgrims verblijven in de accommodaties die beschikbaar zijn, zoals tenten, zoals de ‎Profeet Mohammed ‎‎ een tent voor hem liet opzetten in de buurt van Masjid Nimrah ‎toen hij daar aankwam. Tijdens de reis van Mina naar Arafat wordt het aangeraden ‎‎(Sunnah) voor pelgrims om zowel de Takbir te reciteren (‎اللَّهُ أَكْبَرُ اللَّهُ أَكْبَرُ لَا إلٰهَ إلَّا اللَّهُ وَاللَّهُ أَكْبَرُ اَللَّهُ ‏أَكْبَرُ وَلِلَّهِ الْحَمْدُ. ‏‎) als de Talbiyah.‎

Alvorens Arafat binnen te gaan, is het aanbevolen (Mustahabb) om een ritueel bad ‎‎(Ghusl) te verrichten. Bij het bereiken van Arafat, verrichten de pelgrims het Zuhr- en ‎Asr-gebed in congregatie, naar het voorbeeld van de Profeet Mohammed ‎‎, die Arafat ‎binnenging vóór het Zuhr-gebed en het Zuhr- en Asr-gebed combineerde. Echter, als ‎een pelgrim individueel bidt, dan moet hij Zuhr en Asr verrichten op de gewoonlijke ‎tijden.‎

Aangezien het verblijf in Arafat (Wuquf) een cruciale pijl van Hajj is, moeten pelgrims ‎ernaar streven om Arafat voor de middag (Zawal) te bereiken en de volgende ‎smeekbede reciteren:‎

  اللَّهُمَّ إلَيْك تَوَجَّهْتُ وَعَلَيْكَ تَوَكَّلْتُ وَجِهَةَ جَبَلِ الرَّحْمَةِ أَرَدْتُ فَاجْعَلْ ذَنْبِي مَغْفُورًا وَحَجِّي مَبْرُورًا وَارْحَمْنِي وَلَا ‏تُخَيِّبْنِي وَبَارِكْ لِي فِي سَفَرِي وَاقْضِ بِعَرَفَاتٍ حَاجَتِي بِذَلِكَ فَإِنَّك عَلَى كُلِّ شَيْءٍ قَدِيرٌ. 11
  O Allah, ik wend me tot U en vertrouw op U, met de intentie om op de Berg ‎van Barmhartigheid te staan. Vergeef mijn zonden en accepteer mijn Hajj. Wees mij ‎genadig en stel mij niet teleur. Zegen mijn reis en vervul mijn behoeften door Arafat, ‎want U bent tot alles in staat.‎

De meest deugdzame handeling in Arafat is het smeken tot Allah, naar het voorbeeld ‎van de Profeet Mohammed ‎‎, die een aanzienlijke hoeveelheid tijd in gebed en ‎smeekbede doorbracht in Arafat. 12 Profeet Mohammed ‎‎ verklaarde ook: De beste ‎smeekbede is de smeekbede op de Dag van Arafat, ‎13 dus een pelgrim zou dat ook ‎moeten doen. Wanneer een pelgrim de berg Rahmah (de Berg van Barmhartigheid) ‎nadert, moet hij de volgende smeekbede reciteren:‎

  اللَّهُمَّ إلَيْك تَوَجَّهْتُ وَعَلَيْكَ تَوَكَّلْتُ وَوَجْهَكَ أَرَدْت اللَّهُمَّ اغْفِرْ لِي وَتُبْ عَلَيَّ وَاعْطِنِي سُؤَالِي وَوَجِّهْ لِي الْخَيْرَ أَيْنَمَا ‏تَوَجَّهْتُ سُبْحَانَ اللَّهِ وَالْحَمْدُ لِلَّهِ وَلَا‎ ‎إلَهَ إلَّا اللَّهُ وَاَللَّهُ أَكْبَرُ. 14
  O Allah, ik keer mij tot U en vertrouw volledig op U, op zoek naar Uw ‎welbehagen. O Allah, vergeef mijn zonden en accepteer mijn berouw. Schenk mij wat ik ‎vraag en leid mij naar goedheid waar ik ook ga. Glorie zij aan Allah, alle lof behoort ‎aan Allah, er is geen god behalve Allah, en Allah is de Grootste.‎

Gedurende hun verblijf in Arafat reciteren pelgrims continu de Talbiyah, houden zich ‎bezig met dhikr (herinnering aan Allah), en reciteren de Koran. 15 Daarnaast moeten ‎zij vaak de volgende smeekbede reciteren:‎

  رَبَّنَآ اٰتِنَا فِي الدُّنْيَا حَسَنَةً وَّفِي الْاٰخِرَةِ حَسَـنَةً وَّقِنَا عَذَابَ النَّارِ. 16
  O Allah, schenk ons goedheid in deze wereld en goedheid in het ‎Hiernamaals, en bescherm ons tegen de straf van het Vuur.‎

Pelgrims moeten doorgaan met het reciteren van de Talbiyah en blijven bidden tot ‎zonsondergang, aangezien dit een aanbevolen (Sunnah) praktijk is.‎

Verplaatsing naar Muzdalifah

Pelgrims moeten op de vlakte van Arafat blijven tot zonsondergang, aangezien dit een ‎sunnah is van de Profeet Mohammed ‎ ‏en een belangrijk onderdeel van het Hajj-‎ritueel. Anas vertelt dat de Heilige Profeet ‎ ‏deze praktijk demonstreerde, waarbij hij ‎het belang ervan in de pelgrimsrituelen benadrukte. ‎17

Wanneer de pelgrims Muzdalifah bereiken, bidden zij het Maghrib- en Isha-gebed ‎samen, omdat dit de Sunnah van de Heilige Profeet ‎‎ is. 18 Wanneer de Maghrib- en ‎Isha-gebeden samen in Muzdalifah zijn verricht, is er daarna geen specifieke verplichte ‎aanbidding. Het is echter sterk aanbevolen om Dhikr (herinnering aan Allah), Salawat ‎‎(zegeningen sturen naar de Heilige Profeet ‎‎), en andere vormen van devotie te ‎verrichten. 19 Pelgrims worden eraan herinnerd dat het verrichten van het Maghrib-‎gebed onderweg van Arafat naar Muzdalifah of in Arafat zelf niet is toegestaan. 20 De ‎Heilige Koran benadrukt het belang van het gedenken van Allah in Muzdalifah op de ‎volgende manier:‎

  لَيْسَ عَلَيْكُمْ جُنَاحٌ أَن تَبْتَغُوا۟ فَضْلًۭا مِّن رَّبِّكُمْ ۚ فَإِذَآ أَفَضْتُم مِّنْ عَرَفَـٰتٍۢ فَٱذْكُرُوا۟ ٱللَّهَ عِندَ ٱلْمَشْعَرِ ٱلْحَرَامِ ۖ وَٱذْكُرُوهُ كَمَا هَدَىٰكُمْ وَإِن كُنتُم مِّن قَبْلِهِۦ لَمِنَ ٱلضَّآلِّينَ19821
  Het is geen zonde voor jullie als jullie de weldaad van jullie Heer zoeken. ‎Als jullie (de berg) Arafāh dan verlaten, gedenk Allah bij het heilige baken. En gedenk ‎Hem want Hij heeft jullie geleid en waarlijk, jullie waren daarvoor degenen die ‎dwaalden.‎

De nacht doorbrengen in Muzdalifah is van groot belang en wordt verder verheven ‎omdat het de nacht voor Eid al-Adha is. Talrijke Hadiths benadrukken de deugden van ‎deze nacht, 22 waaronder Allah's trots op de pelgrims voor de engelen. 23 Pelgrims ‎worden aangemoedigd om zich bezig te houden met smeekbeden en gebeden tijdens ‎hun verblijf in Muzdalifah. Een opmerkelijke smeekbede die wordt genoemd is:‎

  اللَّهُمَّ حَرِّم شَعرِي وَلَحمِي ودَمِي وَعَظْمِي، وجَوارِحِي عَلىَ النَّارِ يَا أَرحَمَ الرّٰحِمِين. 24
  O Allah, maak mijn haar, vlees, bloed, botten en lichaamsdelen ‎ontoegankelijk voor het Vuur. O Meest Barmhartige van de barmhartigen.‎

Een andere aanbevolen smeekbede wordt als volgt overgeleverd:‎

  اللَّهُمَّ إني أَسأَلُكَ أنْ تَرْزُقَنِي في هَذَا المَكانِ جَوامِعَ الخَيْرِ كُلِّهِ، وَأَنْ تُصْلِحَ شأنِي كُلَّهُ، وأَنْ تَصْرِفَ عَنِّي الشَّرَّ ‏كُلَّهُ، فَإِنَّه لَا يَفْعَلُ ذلكَ غَيْرُكَ، وَلاَ يَجُودُ بِهِ إِلاَّ أَنتَ. 25
  O Allah, ik vraag U mij op deze plaats het allesomvattende goede van alle ‎goede dingen te schenken, al mijn zaken te verbeteren en al het kwaad van mij weg te ‎houden. Waarlijk, niemand kan dit doen behalve U, en niemand kan dit schenken ‎behalve U.‎

Het is verplicht om in Muzdalifah te blijven tot de vroege dageraad. 26 Pelgrims ‎kunnen overal in Muzdalifah verblijven, behalve in de Vallei van Muhassir, 27 een ‎laaggelegen gebied waarvan wordt gezegd dat Satan daar in wanhoop stond. 28 ‎Pelgrims dienen kleine steentjes te verzamelen (7 steentjes voor elke Jamarat) voor het ‎stenigingsritueel van de pilaren (die de Satan vertegenwoordigen) in Mina.‎

Dag 3: 10e van Dhul Hajj

Op de derde dag van Hajj, na het verrichten van het Fajr-gebed in Muzdalifah, houden ‎pelgrims zich bezig met smeekbeden en de gedenking van Allah. 29 Vervolgens ‎vertrekken ze naar Mina, waarbij ze continu Takbir en Tahleel reciteren, omdat dit een ‎Sunnah-praktijk is. Bij aankomst in Mina verrichten de pelgrims het ritueel van Rami ‎door steentjes te gooien naar de pilaren die Satan symboliseren. Het is Sunnah om ‎Takbir te reciteren bij elke steenworp. 30 Om Rami volgens de Sunnah van de Profeet ‎Mohammed ‎ ‏te verrichten, begint de pelgrim door zeven steentjes te gooien naar ‎Jamarah al-Uqba. Bij elke worp zegt de pelgrim "Allahu Akbar" (Allah is de Grootste) ‎terwijl hij de steen naar de pilaar gooit. Na het voltooien van de zeven worpen bij ‎Jamarah al-Uqba, beweegt de pelgrim iets naar voren en staat op zachte grond, gericht ‎naar de Qibla. Vervolgens heft hij of zij zijn handen op en verricht langdurige ‎smeekbeden.‎

Na het voltooien van de steniging van Jamarah al-Uqba, verricht de pelgrim Halq (het ‎scheren van het hoofd voor mannen) of Kasr (het knippen van een kleine hoeveelheid ‎haar, ongeveer een centimeter, geldig voor zowel mannen als vrouwen) en bereidt zich ‎dan voor op het offer (Qurbani) van Hajj. Na het scheren of knippen van hun haar, ‎moeten pelgrims de volgende smeekbede reciteren:‎

  الْحَمْدُ لِلَّهِ عَلَى مَا هَدَانَا وَأَنْعَمَ عَلَيْنَا، اللَّهُمَّ هَذِهِ نَاصِيَتِي بِيَدِكَ فَتَقَبَّلْ مِنِّي وَاغْفِرْ لِي ذُنُوبِي، اللَّهُمَّ اُكْتُبْ لِي بِكُلِّ ‏شَعْرَةٍ حَسَنَةً وَامْحُ بِهَا عَنِّي سَيِّئَةً وَارْفَعْ لِي بِهَا دَرَجَةً، اللَّهُمَّ اغْفِرْ لِي وَلِلْمُحَلِّقَيْنِ وَالْمُقَصِّرِينَ يَا وَاسِعَ الْمَغْفِرَةِ، ‏آمِين. 31
  Alle lof komt toe aan Allah voor het leiden van ons en het schenken van Zijn ‎genade aan ons. O Allah, mijn wil is in Uw hand. Accepteer deze (Hajj) van mij en ‎vergeef mijn zonden. O Allah, schenk mij voor iedere haar een goede daad, wis een ‎zonde van mij en verhoog mijn rang. O Allah, vergeef mij en degenen die hun hoofd ‎scheren en degenen die hun haar knippen, O Oneindig Vergevingsgezinde. Ameen.‎

Zodra het hoofd is geschoren of het haar is geknipt, worden alle beperkingen van de ‎Ihram opgeheven, behalve het intiem zijn met de echtgenote. 32 Daarna gaan de ‎pelgrims naar Mekka om Tawaf al-Ziyarah te verrichten, 33 wat wordt beschouwd als ‎een van de pilaren van de Hajj. Bij deze Tawaf is er geen noodzaak voor Rami (snel ‎lopen met korte stappen) of Idtiba (de rechter schouder ontbloten). Het drinken van ‎Zamzam-water na het voltooien van Tawaf al-Ziyarah is ook een Sunnah-praktijk, wat ‎de voltooiing van de belangrijkste Hajj-rituelen en de spirituele vernieuwing die ermee ‎gepaard gaat symboliseert. De tijd voor Tawaf al-Ziyarah loopt van de 10e van Dhul-‎Hijjah tot het Maghrib-gebed op de 12e van Dhul-Hijjah. Het verrichten van deze Tawaf ‎na deze periode vereist een Dum (compenserende boete), hoewel de Hajj geldig blijft. ‎‎34 Na het voltooien van Tawaf al-Ziyarah keren de pelgrims terug naar Mina om daar ‎het Zuhr-gebed te verrichten, aangezien het Sunnah is om in Mina te bidden. 35 Als ‎de pelgrim echter vertraagd is in Mekka vanwege de menigte, kan het Zuhr-gebed in ‎Mekka worden verricht.‎

Dag 4: 11e van Dhul Hajj

Na het verrichten van het Zuhr-gebed brengen de pelgrims de nacht door in Mina, ‎aangezien dit de Sunnah-praktijk is. 36 Op de vierde dag van Hajj, de 11e van Dhul-‎Hijjah, verrichten de pelgrims het ritueel van Rami na de middag door steentjes te ‎gooien naar elk van de drie Jamarat (stenen die de Satans symboliseren). Voor pelgrims ‎begint de tijd om Rami te verrichten op de 11e van Dhul-Hijjah na de middag (Zawal) ‎en loopt tot de dageraad (Fajr) van de 12e van Dhul-Hijjah. Als er na de middag grote ‎menigten zijn, kunnen de pelgrims op elk moment tijdens de nacht tot de volgende Fajr ‎Rami verrichten. Deze flexibiliteit zorgt ervoor dat pelgrims dit belangrijke ritueel ‎veilig en comfortabel kunnen voltooien.‎

Dag 5: 12e van Dhul Hajj

Op de vijfde dag van Hajj, de 12e van Dhul-Hijjah, verrichten de pelgrims het ritueel ‎van Rami op dezelfde manier als ze dat deden op de 11e van Dhul-Hijjah. 37 Na het ‎voltooien van de Rami op deze dag, hebben de pelgrims de optie om terug te keren ‎naar Mekka, zoals aangegeven door het deel van het volgende Koranvers:‎

  ‏......فَمَن تَعَجَّلَ فِى يَوْمَيْنِ فَلَآ إِثْمَ عَلَيْهِ...... 38
  Maar wie zich haast om na twee dagen weg te gaan, pleegt daar geen zonde ‎mee

Dit betekent dat als een pelgrim ervoor kiest om Mina te verlaten na het verrichten van ‎Rami op de 12e van Dhul-Hijjah, er geen zonde in zit om dit te doen. Pelgrims hebben ‎echter ook de optie om 's nachts in Mina te blijven. Als ze ervoor kiezen om te blijven ‎en de zon ondergaat op de 12e van Dhul-Hijjah terwijl ze nog in Mina zijn, dan zijn ze ‎verplicht om ook Rami te verrichten op de 13e van Dhul-Hijjah. 39 Na het verrichten ‎van Rami bij alle drie de Jamarats, gaan de pelgrims naar Mekka om de Afscheid Tawaf ‎‎(Tawaf al-Wada) te verrichten. Net als bij Tawaf al-Ziyarah is er geen Rami vereist bij ‎deze Tawaf. 40 Na de Tawaf bidden de pelgrims twee Rak'ahs en klampen zich dan ‎vast aan de Multazam of gaan ze er dichtbij stqqn, terwijl ze nederig smeekbeden ‎verrichten. Daarna drinken ze Zamzam-water en maken ze zich klaar om Mekka te ‎verlaten. 41 Het is aanbevolen dat pelgrims, na het voltooien van de Afscheid Tawaf, ‎niet blijven hangen in de Heilige Moskee maar in plaats daarvan beginnen aan hun reis ‎terug naar hun bestemming. Dit is in overeenstemming met de Sunnah-praktijk om ‎direct te vertrekken na de laatste ommegang. 42

 


  • 1 Muhammad ibn Muhammad ibn Abd Al-Raza Al-Hussaini (N.D.), Taj Al-ʿArus Min ‎Jawahir Al-Qamus, Dar-Al-Hidaya, (N.A.), Vol. 5, Pg. 459.‎
  • 2 Ali ibn Muhammad ibn Ali Al-Shareef Al-Jurjani (1983), Kitab Al-T’areefat, Dar Al-‎Kutub Al-Ilmiyah, Beirut, Lebanon, Pg. 82.‎
  • 3 Abul Fazal Abdullah ibn Mehmood Al-Hanfi (1937), Al-Ikhtiar Li T’aleel Al-Mukhtar, ‎Matba’a Al-Halbi, Cairo, Egypt, Vol. 1, Pg. 139.‎
  • 4 Hasan ibn Ammar Al-Hanfi Al-Shurunbulali (2005), Maraqi Al-Falah Sharah Matan Nur ‎Al-Idah, Al-Maktaba Al-‘Asariyah, Beirut, Lebanon, Pg. 276.‎
  • 5 Muhammad Ameen ibn Abidin Al-Shami (2011), Radd Al-Muhtar 'ala Al-Durr Al-‎Mukhtar, Dar Al-Kutub Al-Ilmiyah, Beirut, Lebanon, Vol. 3, Pg. 491.‎
  • 6 Muhammad ibn Ahmed Al-Sarakhsi (1993), Al-Mabsoot, Dar Al-Ma’rifa, Beirut, ‎Lebanon, Vol. 4, Pg. 6.‎
  • 7 Muhammad ibn Ahmed Al-Sarakhsi (1993), Al-Mabsoot, Dar Al-Ma’rifa, Beirut, ‎Lebanon, Vol. 4, Pg. 6.‎
  • 8 Abd Al-Rehman ibn Muhammad Shaykh Zadah (N.D.), Majma Al-Anhur fi Sharaḥ ‎Multaqá Al-Abḥur, Dar Al-Ihya Al-Turath Al-Arabi, Beirut, Lebanon, Vol. 1, Pg. 275.‎
  • 9 Abu Zakaria Yahya ibn Sharaf Al-Nawawi (1994), Al-Azkar, Dar Al-Fikr lil Taba’t wal-‎Nashr wal-Tawzi, Beirut, Lebanon, Pg. 197.‎
  • 10 Muhammad ibn Abdullah Al-Azraqi (N.D.), Akhbar Makkah wa ma Ja’a fiha min Al-‎Aathar, Dar Al-Undlus lil Nashar, Beirut, Lebanon, Vol. 1, Pg. 69.‎
  • 11 Abd Al-Rehman ibn Muhammad Shaykh Zadah (N.D.), Majma Al-Anhur fi Sharaḥ ‎Multaqá Al-Abḥur, Dar Al-Ihya Al-Turath Al-Arabi, Beirut, Lebanon, Vol. 1, Pg. 275.‎
  • 12 Abu Abd Al-Rehman Ahmed ibn Shoib Al-Nisai (2001), As-Sunan Al-Kubra, Hadith: ‎‎3993, Muassasah Al-Risala, Beirut, Lebanon, Vol. 4, Pg. 158.‎
  • 13 Abu Abd Al-Rehman Ahmed ibn Shoib Al-Nisai (2001), As-Sunan Al-Kubra, Hadith: ‎‎3993, Muassasah Al-Risala, Beirut, Lebanon, Vol. 4, Pg. 158.‎
  • 14 Abd Al-Rehman ibn Muhammad Shaykh Zadah (N.D.), Majma Al-Anhur fi Sharaḥ ‎Multaqá Al-Abḥur, Dar Al-Ihya Al-Turath Al-Arabi, Beirut, Lebanon, Vol. 1, Pg. 275.‎
  • 15 Abu Bakr ibn Abi Shaibah (1409), Musannaf Ibn Abi Shaibah, Hadith: 15077, Maktaba ‎Al-Rushd, Riyadh, Saudi Arabia, Vol. 3, Pg. 375.‎
  • 16 Al-Quran, Al-Baqarah (The Cow) 2: 201‎
  • 17 Sohaib Abd Al-Jabbar (2013), Al-Musnad Al-Mawduei Al-Jam’e lil Kutub Al-Eashra, ‎‎(N.A.), Vol. 14, Pg. 285.‎
  • 18 Abu Al-Qasim Sulaiman ibn Ahmed Al-Tabarani (N.D.), Al-M’ujam Al-Awsat, Hadith: ‎‎8826, Dar Al-Haramain, Cairo, Egypt, Vol. 8, Pg. 345.‎
  • 19 Abul Ma’ali Burhan Uddin Al-Hanafi (2004), Al-Muheet Al-Burhani Fil-Fiqah Al-‎Nomani, Dar Al-Kutub Al-Ilmiyah, Beirut, Lebanon, Vol. 2, Pg. 429.‎
  • 20 Abd Al-Ghani ibn Talib Al-Hanafi (N.D.), Al-Lubab fi Sharah Al-Kitab, Maktaba Al-‎Ilmiyah, Beirut, Lebanon, Vol. 1, Pg. 190.‎
  • 21 Al-Quran, Al-Baqarah (The Cow) 2: 198‎
  • 22 Abu Bakr Ahmed ibn Al-Husain Al-Bayhaqui (2003), Shu'ab Al-Iman, Hadith: 3438, ‎Maktaba Al-Rushd lil Nashr wal-Tawzi, Riyadh, Saudi Arabia, Vol. 5, Pg. 287.‎
  • 23 Abul Hasan Noor Uddin Al-Haythami (1994), Majmu' Al-Zawa'id wa Manba' Al-‎Fawa'id, Maktaba Al-Qudsi, Cairo, Egypt, Vol. 3, Pg. 257.‎
  • 24 Abul Ma’ali Burhan Uddin Al-Hanafi (2004), Al-Muheet Al-Burhani Fil-Fiqah Al-‎Nomani, Dar Al-Kutub Al-Ilmiyah, Beirut, Lebanon, Vol. 2, Pg. 429.‎
  • 25 Abu Zakaria Yahya ibn Sharaf Al-Nawawi (1994), Al-Azkar, Dar Al-Fikr lil Taba’t wal-‎Nashr wal-Tawzi, Beirut, Lebanon, Pg. 200.‎
  • 26 Abd Al-Ghani ibn Talib Al-Hanafi (N.D.), Al-Lubab fi Sharah Al-Kitab, Maktaba Al-‎Ilmiyah, Beirut, Lebanon, Vol. 1, Pg. 190.‎
  • 27 Malik ibn Anas Al-Madani (2004), Al-Muwatta Imam Malik, Hadith: 1448, Muassasah ‎Zaid ibn Sultan Al-Nahyan lil Aamal Al-Khairiya wal-Insaniya, Abu Dhabi, UAE, Vol. ‎‎3, Pg. 569-570.‎
  • 28 Abu Bakr ibn Ali Ḥaddad‏ ‏Az-Zubaydi (1322 A.H.), Al-Jawharah An-Nayyirah, Al- ‎Matba’a Al-Khairiya, Cairo, Egypt, Vol. 1, Pg. 158.‎
  • 29 Abu Bakr Muhammad ibn Ishaq ibn Khuzaymah (N.D.), Sahih Ibn Khuzaymah, Hadith: ‎‎2856, Al-Maktab Al-Islami, Beirut, Lebanon, Vol. 4, Pg. 270.‎
  • 30 Abu Abd Al-Rehman Ahmed ibn Shoib Al-Nisai (2001), As-Sunan Al-Kubra, Hadith: ‎‎4017, Muassasah Al-Risala, Beirut, Lebanon, Vol. 4, Pg. 187.‎
  • 31 Kamal Uddin Muhammad ibn Abdul Wahid ibn Hammam‏ ‏‎ (N.D.), Fath Al-Qadeer, Dar ‎Al-Fikr, Beirut, Lebanon, Vol. 2, Pg. 490.‎
  • 32 Abu Bakr ibn Abi Shaibah (1409 A.H.), Musannaf Ibn Abi Shaibah, Hadith: 13808, ‎Maktaba Al-Rushd, Riyadh, Saudi Arabia, Vol. 3, Pg. 238.‎
  • 33 Abu Hatim Muhammad ibn Habban Al-Tamimi Al-Darmi (1988), Al-Ahsan fi Taqreeb ‎Sahih ibn Habban, Hadith: 3884, Maktaba Al-Rushd, Riyadh, Saudi Arabia, Vol. 9, Pg. ‎‎196.‎
  • 34 Abul Fazal Abdullah ibn Mehmood Al-Hanfi (1937), Al-Ikhtiar Li T’aleel Al-Mukhtar, ‎Matba’a Al-Halbi, Cairo, Egypt, Vol. 1, Pg. 153-154.‎
  • 35 Abu Bakr Ahmed ibn Amr Al-‘Atki Al-Bazzar (2009), Musnad Al-Bazzar, Hadith: 5759, ‎Maktaba Al-Uloom wal-Hikam, Madinah, Saudi Arabia, Vol. 12, Pg. 158.‎
  • 36 Abul Fazal Abdullah ibn Mehmood Al-Hanfi (1937), Al-Ikhtiar Li T’aleel Al-Mukhtar, ‎Matba’a Al-Halbi, Cairo, Egypt, Vol. 1, Pg. 154.‎
  • 37 Hasan ibn Ammar Al-Hanfi Al-Shurunbulali (2005), Maraqi Al-Falah Sharah Matan Nur ‎Al-Idah, Al-Maktaba Al-‘Asariyah, Beirut, Lebanon, Pg. 278.‎
  • 38 Al-Quran, Al-Baqarah (The Cow) 2: 203‎
  • 39 Hasan ibn Ammar Al-Hanfi Al-Shurunbulali (2005), Maraqi Al-Falah Sharah Matan Nur ‎Al-Idah, Al-Maktaba Al-‘Asariyah, Beirut, Lebanon, Pg. 279.‎
  • 40 Muhammad ibn Faramarz ibn Ali Mulla Khusru (N.D.), Durar Al-Hukkam Sharah ‎Ghurar Al-Ahkam, Dar Ihya Al-Kutub Al-Arabi, Cairo, Egypt, Vol. 1, Pg. 231-232.‎
  • 41 Muhammad ibn Ahmed Al-Sarakhsi (1993), Al-Mabsoot, Dar Al-Ma’rifa, Beirut, ‎Lebanon, Vol. 4, Pg. 6.‎
  • 42 Muhammad ibn Eisa Al-Tirmidhi (2009), Sunan Al-Tirmidhi, Hadith: ‎‏946‏‎, Dar Al-Salam ‎lil Nashr wal-Tawzi, Riyadh, Saudi Arabia, Pg. 304-305.‎

  • * This article has been translated from English to Dutch by May Oude Vrielink and edited by Heidi Evelyn Jacobs.