Encyclopedia of Muhammad

Pleegmoeders Van De Profeet Muhammad ﷺ

Moeder: Aaminah bint Wahb Vader: Abdulah ibn Abdul Muttalib Pleegmoeders: Thuwaybah Umme Ayman Halimah Sadiya Pleegstam: Banu Saad Pleegperiode: 5 Jaren

Languages

EnglishGerman

Pleegmoeders Van De Profeet Muhammad

Heidi Evelyn Jacobs *

In het oude Arabië was het een traditie van de gewone mensen om hun baby's te laten zogen door veel vrouwen, afgezien van de moeder en om hun baby's te laten opgroeien in de Bedoeïenen stammen. Toen de Profeet Mohammed werd geboren, werd Halima Sadiya aangewezen om hem op te voeden.

Redenen om baby’s naar de Bedoeïenen te sturen

Om de natuurlijke zuiverheid waarmee een kind geboren wordt te behouden en een goede ontwikkeling van lichaam en geest te bevorderen, stuurden de Arabieren die in de stad woonden hun baby's naar de woestijn om te worden grootgebracht. 1 De edelen van Arabië vertrouwden hun baby's toe aan Bedoeïenenvrouwen zodat ze gezond en sterk zouden worden in het open en vrije klimaat van de woestijn. Bovendien zou het deze baby's helpen om een welsprekende spraak te ontwikkelen, omdat de taal van de Bedoeïenen zuiverder, sierlijker en welsprekender was dan die van de mensen die in stedelijke gebieden woonden. 2 Welsprekendheid in deze stammen werd ook onderschreven in de Hadith van Profeet Mohammed . Eens zei Abu Bakr tegen hem: O Boodschapper van Allah , ik heb niemand gezien die welsprekender is dan jij. De Heilige Profeet antwoordde:

  أنا أفصح العرب بيد أنى من قريش، ونشأت في بنى سعد بن بكر. 3
  "Ik ben de meest welbespraakte onder de Arabieren, want ik ben van de Quraysh, en ik werd gevoed (en opgevoed) onder (de) Banu Saad (stam).

In zijn commentaar op deze traditie zei Shaikh Muhammad Al-Ghazali: de houding die de mensen van Makkah (in het algemeen heel Arabië) aannamen ten opzichte van de woestijn, door het uitgestrekte land tot de eerste speelplaats van hun kinderen te maken, zou bewonderd moeten worden. Veel hedendaagse specialisten op het gebied van onderwijs zijn van mening dat een natuurlijke omgeving de eerste klasomgeving voor zuigelingen moet zijn, zodat hun perceptie van de wereld in harmonie wordt met de realiteit van het universum waarin ze leven. 4

Vrouwen die de Heilige Profeet zoogden

Vrouwen van verschillende stammen kwamen in verschillende seizoenen naar Makkah om baby's te zogen. Zij waren verantwoordelijk voor het zogen en opvoeden van de baby's en wanneer de baby's de leeftijd van 2 jaar hadden bereikt, brachten de vrouwen de kinderen terug naar hun ouders. Als tegenprestatie vroegen deze verpleegsters geen vaste betalingen maar accepteerden ze de geschenken van de ouders. 5

Profeet Mohammed werd eerst zeven dagen door zijn moeder gezoogd en na haar zoogden verschillende vrouwen hem, en uiteindelijk werd hij toevertrouwd aan Halima Sadiya die hem twee jaar zoogde en voor hem zorgde. De vrouwen die de Heilige Profeet zoogden waren als volgt:

  • Ten eerste: Zijn moeder Aaminah die hem 7 dagen zoogde.
  • Ten tweede: Thuwaybah , de dienares van Abu Lahab.
  • Ten derde: Een andere vrouw die behoorde tot de stam Banu Saad.
  • Ten vierde: Khawlah binte Al-Munzar .
  • Ten vijfde: Umm-e-Ayman wiens naam Barakah was.
  • Ten zesde, zevende en achtste: 3 vrouwen van Banu Sulaym
  • Ten negende: Umm-e-Farwah
  • Ten tiende: Halima Sadiya binte Abi Zuayb die de Heilige Profeet jaar zoogde. 6

Niet van al deze vrouwen zijn de details opgetekend door de historici. Degenen die zijn opgenomen worden hieronder gepresenteerd:

Thuwaybah

Zij was een dienares van Abu Lahab en werd door hem bevrijd toen hij het blijde nieuws kreeg van de geboorte van Profeet Mohammed . 7 Zij behoorde tot de vroege bekeerlingen tot de Islam. Profeet Mohammed stuurde haar een maandelijkse toelage nadat hij naar Madinah was gemigreerd. 8 Ze stierf in 7 na Christus.

Umm-e-Ayman

Zij was een van de naaste verzorgsters van de Heilige Profeet die ook de eer had hem te zogen. Haar oorspronkelijke naam was Barakah , 9 maar ze werd beroemd met haar bijnaam. Profeet Mohammed erfde haar van zijn vader, maar na zijn huwelijk met Khadijah , bevrijdde hij Umm-e-Ayman . 10 Profeet Mohammed zei altijd dat zij mijn moeder is na mijn moeder Aaminah . 11 Ze verliet deze wereld tijdens het Kalifaat van Uthman , 20 dagen na het overlijden van Umar .

Halima Sadia

Toen Profeet Mohammed ongeveer 8 dagen oud was, bezocht een groep zogende vrouwen die pleegmoeders wilden worden Makkah. Halima Sadia , van Banu Saad stam, was die gelukkige dame die Mohammed voor pleegzorg nam. 12 Banu Saad was een stam die een onderafdeling was van Hawazin. Kahala geeft meer details over deze stam:

  بطن من هوازن، من قيس بن عيلان، من العدنانية، وهم: بنو سعد بن بكر بن هوازن بن منصور بن عكرمة بن خصفة بن قيس بن عيلان. من أوديتهم: قرن الحبال، وهو واد يجيء من السراة. ومن مياههم: تقتد. وهم أصحاب غنم. وشهر ناس منهم يوم جبلة. وهم حضنة النبي صلى اللّٰه تعالى عليه وسلم. وبعث بنو سعد سنة 9 هـ ضمام بن ثعلبة وافدا الى رسول اللّٰه صلى اللّٰه تعالى عليه وسلم، ليجيب عما أرسل به المصطفى لهم، ويتبصر فيما جاء به عليه السلام. 13
  De stam van Hawazun die verwant is aan de stammen van Adnan is van de afstammelingen van Qais ibn E'elan. De afstamming wordt gegeven als Banu Saad, zoon van Bakar, zoon van Hawazun, zoon van Mansoor, zoon van Ekrama, zoon van Khasfa, zoon van Qais ibn E'elaan. Zij woonden in een vallei die de hoorn van de berg bevatte die uit Sirat kwam. Hun waterbronnen bevatten een bron met de naam Taqatud. De mensen van deze stam waren herders. De mensen van deze stam werden beroemd door hun relatie met de beroemde Arabische dag van 'Youm-e-Jubla'. Dit was de stam waarin Profeet Mohammed werd grootgebracht. In 9 n.Chr. ging een delegatie van de mensen van Banu Saad naar Profeet Mohammed onder leiding van Damam ibn Tha'laba. Zij aanvaardden Islam in het bijzijn van de Heilige Profeet .

Toen Abdul Muttalib Halima ontmoette, vroeg hij haar naar haar identiteit. Toen ze hem haar naam vertelde en dat ze tot Banu Saad behoorde, glimlachte hij en zei:

  Hoe mooi! Saad (Geluk) en Hilm (Nederigheid); dat zijn de twee deugden die al het goede van de tijd en de eeuwige eer omvatten. 14

Toen vroeg hij Halima of zij zijn kleinzoon wilde zogen. Ze vroeg het aan haar man die haar zei de baby te accepteren. Ze accepteerde Abdul Muttalib's aanbod en ging naar binnen om de baby te zien. De baby was gewikkeld in een melkwitte wollen doek, onder hem lag een groen zijden laken dat naar muskus rook. Toen ze naar de slapende baby keek, wilde ze hem aanraken, maar ze wilde hem niet wakker maken. Zodra ze de baby aanraakte, opende hij zijn ogen en glimlachte. Ze omhelsde de baby en bracht hem naar haar man. 15

Halima verklaart dat ze ook een andere zoon had en niet genoeg melk in haar borsten of dieren had om hem te voeden, maar toen ze de verantwoordelijkheid van Mohammed op zich nam, werden haar borsten vol en voedde ze niet alleen Profeet Mohammed naar tevredenheid, maar ook zijn pleegbroer. Bovendien werden haar dieren, die voorheen extreem vermagerd waren, mollig en gezond, en hun uiers werden vol melk. Terwijl ze over de karakteristieken van de Heilige Profeet vertelt, vertelt Halima dat hij aan de rechter boezem zoogde en als ze hem de linker aanbood, hij er niet van wilde eten en deze boezem aan zijn pleegbroer liet. 16

Halima zorgde 24 maanden voor hem en toen kwam de tijd voor zijn vertrek. Ze bracht het kind terug naar Makkah, maar toen ze het overhandigde huilde ze zo hard dat Aaminah ontroerd was door haar liefde en het kind teruggaf aan Halima om opgevoed te worden in de Banu Saad regio bij Taif. Zij zorgde nog ongeveer 3 jaar voor hem, waarna Muhammad werd teruggegeven aan zijn moeder.

 


  • 1 Safi Al-Rahman Al-Mubarakpuri (2010), Al-Raheeq Al-Makhtum, Dar ibn Hazam, Beirut, Lebanon, Pg. 72.
  • 2 Akber Shah Najeebabadi (2000), The History of Islam, Darus Salam.Riyadh, Saudi Arabia, Vol. 1, Pg. 94.
  • 3 Abu Muhammad Abdullah ibn Muslim ibn Qutaiba Al-Dainuri (1992), Al-Ma’arif, Al-Hayatu Al-Misriyatu Al-A’amatu lil Kitab, Cairo, Egypt, Pg. 132
  • 4 Dr. Ali Muhammad As-Sallaabee (2005), The Noble Life of the Prophet ﷺ (Translated by Faisal Shafeeq), Darus Salam, Riyadh, Saudi Arabia, Vol. 1, Pg. 88.
  • 5 Muhamamad Karam Shah Al-Azhari (2013), Zia-un-Nabi (Translated by Muhammad Qayyum Awan), Zia-ul-Quran Publications, Lahore, Pakistan, Vol. 2, Pg. 40.
  • 6 Muhammad ibn Yusuf Al-Salihi Al-Shami (1993), Subul Al-Huda wal-Rashad fe Seerat Khair Al-Abad, Dar Al-Kutub Al-Ilmiyah, Beirut, Lebanon, Vol. 1, Pg. 375-378.
  • 7 Abu Bakr Ahmed ibn Hussain Al-Bayhaqi (1405 A.H.), Dalail Al-Nabuwwah, Dar Al-Kutub Al-Ilmiyah, Beirut, Lebanon, Vol. 2, Pg. 183.
  • 8 Abul Qasim Abdul Rehman ibn Al-Suhaili (2000), Al-Raudh Al-Unf fe Sharha Al-Seerah Al-Nabawiyah, Dar Ihya Al-Turath Al-Arabi, Beirut, Lebanon, Vol. 5, Pg. 123.
  • 9 Muhammad ibn Saad Al-Basri (1990), Tabqat Al-Kubra, Dar Al-Kutub Al-Ilmiyah, Beirut, Lebanon, Vol. 8, Pg. 179.
  • 10 Abu Nua’ym Ahmed ibn Abdullah Al-Asbahani (1986), Dalail Al-Nabuwwah, Dar Al-Nafais, Beirut, Lebanon, Pg. 164.
  • 11 Abul Hasan Ali ibn Al-Athir Al-Jazri (1994), Usud Al-Ghabba fi Ma’arift Al-Sahaba, Dar Al-Kutub Al-Ilmiyah, Beirut, Lebanon, Vol. 7, Pg. 290.
  • 12 Syed Ahmed ibn Zaini Dahlan (2014), Al-Seerah Al-Nabawiyah, Zia-ul-Quran Publications, Lahore, Pakistan, Pg. 64-65.
  • 13 Umer ibn Raza Kahala (1994), Mu’jam Al-Qabail Al-Arab Al-Qadeema Al-Hadeetha, Muasasat Al-Risala, Beirut, Lebanon, Vol. 2, Pg. 513-514.
  • 14 Ali ibn Ibrahim ibn Ahmed Al-Halabi (1427 A.H.), Al-Seerah Al-Halabiyah, Dar Al-Kutub Al-Ilmiyah, Beirut, Lebanon, Vol. 1, Pg. 131.
  • 15 Ali ibn Ibrahim ibn Ahmed Al-Halabi (1427 A.H.), Al-Seerah Al-Halabiyah, Dar Al-Kutub Al-Ilmiyah, Beirut, Lebanon, Vol. 1, Pg. 132.
  • 16 Ali ibn Ibrahim ibn Ahmed Al-Halabi (1427 A.H.), Al-Seerah Al-Halabiyah, Dar Al-Kutub Al-Ilmiyah, Beirut, Lebanon, Vol. 1, Pg. 132.

  • * This article has been translated from English to Dutch by Heidi Evelyn Jacobs.