Encyclopedia of Muhammad
Jaar: 619 n.Chr; 3 jaar vóór de HijraBelangrijke Verliezen: Overlijden van Khadijah (vrouw van de Profeet ﷺ) en Abu Talib (oom van de Profeet ﷺ)Invloed op de Profeet Muhammad ﷺ: Verlies van externe bescherming en persoonlijke steun; wat leidde tot verhoogde vervolging door de QurayshReactie van de Quraysh: Verhoogde vervolging en mishandeling van Profeet Mohammed ﷺ

Languages

Hindi English German Chinese 中文 Portuguese

Het Jaar Van Verdriet (عام الحزن)

Heidi Evelyn Jacobs *

Het jaar 619 na Christus en het 3e jaar vóór Hijra wordt het Jaar van Verdriet (عام الحزن) genoemd, ook wel bekend als het jaar van zorgen. 1 Dit Jaar van Verdriet of Aam Al-Huzun wordt zo genoemd omdat in dit jaar zowel de vrouw van de Heilige Profeet Khadija en zijn oom Abu Talib zijn overleden. Bovendien viel met het overlijden van zijn oom Abu Talib ook de bescherming weg die hij aan de Heilige Profeet had gegeven.

Khadijah en Abu Talib stierven in hetzelfde jaar. 2 Met de dood van Abu Talib en Khadija , twee van zijn meest naaste supporters, maakte de Profeet Mohammed een periode van verdriet door. In tijden van crisis en noodsituaties was Abu Talib er altijd geweest als een externe supporter, die de aanvallen van de mensen van Quraysh afweerde. Khadija was er altijd als een meer persoonlijke steun, die de Heilige Profeet troostte en aanmoedigde tijdens al die ontberingen. Na hun sterven verergerde de Quraysh de mishandeling en vervolging op de profeet op manieren waartoe zij nooit de moed hadden gehad toen Abu Talib nog leefde. 3

DOOD VAN ABU TALIB

Abu Talib stierf voor Khadija 4 ongeveer 28 dagen na het einde van de sociale boycot van de profeet Mohammed 5 in het midden van de maand Shawwal. 6 Het is mogelijk dat de barre omstandigheden van het leven onder de belegering en het embargo een nadelig effect hadden op de gezondheid van Abu Talib, 7 wat later leidde tot zijn ziekte en dood. Er wordt vermeld dat de periode tussen het sterven van Khadija ؐ en het overlijden van Abu Talib 35 dagen was. 8 Anderen stellen echter dat de periode slechts 3 dagen was. 9 Toen Abu Talib ziek werd, werd al snel duidelijk dat hij stervende was. Op zijn sterfbed kreeg hij bezoek van een groep leiders van Quraysh, 'Utbah en Shaybah en Abu Sufyan van de 'Abdu Shams-stam, Umayyah van Jumah, Abu Jahl van Makhzum en anderen. 10 Ze zeiden het volgende tegen hem:

  يا أبا طالب إنك منا حيث قد علمت، وقد حضرك ما ترى، وتخوفنا عليك، وقد علمت الذي بيننا وبين ابن أخيك فادعه فخذ لنا منه وخذ له منا ليكف عنا ولنكف عنه، وليدعنا وديننا ولندعه ودينه. فبعث إليه أبو طالب فجاءه فقال: يا بن أخى، هؤلاء أشراف قومك قد اجتمعوا إليك ليعطوك وليأخذوا منك. قال: فقال رسول الله صلى الله عليه وسلم: "يا عم، كلمة واحدة تعطونھا تملكون بھا العرب وتدين لكم بھا العجم". فقال أبو جھل: نعم وأبيك وعشر كلمات. قال: " تقولون لا إله إلا الله. وتخلعون ما تعبدون من دونه". فصفقوا بأيديھم. ثم قالوا: يا محمد أتريد أن تجعل الآلھة إلھا واحدا؟ إن أمرك لعجب. قال: ثم قال بعضھم لبعض: إنه والله ما هذا الرجل بمعطيكم شيئا مما تريدون، فانطلقوا وامضوا على دين آبائكم حتى يحكم الله بينكم وبينه. ثم تفرقوا. قال: فقال أبو طالب: والله يا بن أخي ما رأيتك سألتھم شططا. 11
  Abu Talib, je kent de achting die we voor je hebben; en nu is dit (de dood) die je ziet over je gekomen, en we vrezen voor je. Je weet wat er tussen ons en de zoon van je broer is. Dus, roep hem bij je, en neem voor hem een geschenk van ons aan, en neem voor ons een geschenk van hem aan, dat hij ons zou laten zijn, en wij zullen hem laten zijn. Laat hem ons en onze religie met rust laten." Dus, Abu Talib stuurde (bericht) voor hem (Mohammed ), en toen hij kwam, zei hij (Abu Talib) tegen hem: "Zoon van mijn broer, deze edelen van uw mensen zijn samengekomen vanwege jou, om te geven en te nemen. Het zij zo, zei de Heilige Profeet (): “Geef me één woord – een woord waarmee je zult heersen over de Arabieren, en de Perzen zullen je onderdanen zijn”. "Ja, bij je vader", zei Abu Jahl, "daarvoor zullen we je één woord geven, en tien woorden meer". “Je moet zeggen”, zei de Heilige Profeet (): “er is geen god dan Allah, en je moet afstand doen van wat je naast Hem aanbidt”. Ze klapten in hun handen en zeiden: “Zou jij, o Mohammed, de goden tot één god willen maken? Uw aanbod in inderdaad vreemd!” Toen zeiden ze tegen elkaar: "Deze man zal je niets geven van wat je vraagt, dus ga je gang en houd je aan de religie van je vaderen totdat God oordeelt tussen jou en hem". Toen ze weg waren, zei Abu Talib tegen de Heilige Profeet (): "Zoon van mijn broer, je hebt ze, zoals ik het zag, niets onmogelijks gevraagd."

Kort na deze gebeurtenis stierf Abu Talib en met hem verdween ook de bescherming die hij de Heilige Profeet had gegeven. De mensen van Quraysh begonnen de Profeet Mohammed en zijn volgelingen te vervolgen. Ze wilden dat de Profeet Mohammed de verspreiding van de islam zou stoppen, maar de Heilige Profeet bleef standvastig.

DOOD VAN KHADIJA

In 619 na Christus, na de dood van Abu Talib, leed de Heilige Profeet opnieuw een groot verlies in de vorm van de dood van zijn vrouw, Khadijah . Op het moment van haar dood was ze ongeveer 65 jaar oud 12 en de Heilige Profeet (vzmh) naderde de 50. Ze hadden 25 jaar lang in diepe harmonie samengeleefd en ze was niet alleen zijn vrouw geweest, maar ook zijn intieme vriend, zijn wijze vrouw. raadgever en moeder van zijn hele huishouden, inclusief Ali en Zayd . Zijn vier dochters waren overweldigd door verdriet, 13 maar de Heilige Profeet (vzmh) troostte hen door te vertellen dat Gabriël (Jibrael) eens was gekomen en hem vertelde om Khadijah , de groeten van Vrede van haar Heer te geven en haar te vertellen dat Hij voor haar een onderkomen had bereid in het Paradijs. 14

Imam Bukhari verklaarde dat Khadija 3 jaar voor de Hijra overleed 15 en volgens Baladhuri was het ongeveer 2 jaar voor Hijra. 16 Sommigen verklaren dat zij 5 jaar voor Hijra overleed, dit is echter onjuist. 17

Ze was een trouwe moslima en was beroemd als Tahira (De Gezuiverde Dame) 18 en de Heilige Profeet () hield zoveel van haar dat hij niet met een andere vrouw trouwde zolang ze leefde. Ze is begraven in Jannat ul Mua'lla, in de heilige stad Mekka.

 


  • 1 Dr. Ali Muhammad As-Sallaabee (2005), The Noble Life of the Prophet (Peace be upon Him), Dar Al-Salam, Riyadh, Saudi Arabia, Vol. 1, Pg. 519.
  • 2 Muhammad ibn Ishaq ibn Yasar Al-Madani (2009), Al-Seerat Al-Nabawiyah le-ibn Ishaq, Dar Al-Kutub Al-Ilmiyah, Beirut, Lebanon, Pg. 271.
  • 3 Abul Fida Ismael ibn Kathir Al-Damishqi (2011), Al-Seerat Al-Nabawiyah le-ibn Kathir, Dar Al-Kutub Al-Ilmiyah, Beirut, Lebanon, Pg. 172.
  • 4 Abd Al-Malik ibn Hisham (2009), Al-Seerat Al-Nabawiyah le-ibn Hisham, Dar Al-Kutub Al-Ilmiyah, Beirut, Lebanon, Pg. 297-298.
  • 5 Muhammad ibn Yusuf Al-Salihi Al-Shami (2013), Subul Al-Huda wal-Rashad fe Seerat Khair Al-Abad, Dar Al-Kutub Al-Ilmiyah, Beirut, Lebanon, Vol. 1, Pg. 434.
  • 6 Muhammad ibn Saad Al-Basri (1968), Tabqat Al-Kubra, Dar Al-Kutub Al-Ilmiyah, Beirut, Lebanon, Vol. 1, Pg. 100.
  • 7 Dr. Ali Muhammad As-Sallaabee (2005), The Noble Life of the Prophet (Peace be upon Him), Dar Al-Salam, Riyadh, Saudi Arabia, Vol. 1, Pg. 518.
  • 8 Muhammad ibn Yusuf Al-Salihi Al-Shami (2013), Subul Al-Huda wal-Rashad fe Seerat Khair Al-Abad, Dar Al-Kutub Al-Ilmiyah, Beirut, Lebanon, Vol. 1, Pg. 434.
  • 9 Ahmed bin Hussain bin Ali Al-Qusantini (1984), Waseela tu Al-Islam bi Nabi Alaihi Salato Wassalam, Dar Al-Gharb Al-Islami, Beirut, Lebanon, Pg. 96.
  • 10 Abd Al-Rahman ibn Abdullah Al-Suhaili (2009), Al-Raudh Al-Unf fe-Sharha Al-Seerat Al-Nabawiyah, Dar Al-Kutub Al-Ilmiyah, Beirut, Lebanon, Vol. 2, Pg. 224.
  • 11 Abul Fida Ismael ibn Kathir Al-Damishqi (2011), Al-Seerat Al-Nabawiyah le-ibn Kathir, Dar Al-Kutub Al-Ilmiyah, Beirut, Lebanon, Pg. 173.
  • 12 Abul Fida Ismael ibn Kathir Al-Damishqi (1988), Al-Bidayah wa Al-Nihayah, Dar Ihya Al-Turath Al-Arabi, Beirut, Lebanon, Vol. 2, Pg. 359.
  • 13 Martin Lings (1983), Muhammad ﷺ: His life Based on the Earliest Sources, Islamic Texts Society, Lahore, Pakistan, Pg. 96.
  • 14 Abu Abdullah Ahmed ibn Muhammad ibn Hanbal (2001), Musnad Al-Imam Ahmed ibn Hanbal, Hadith: 7156, Dar Al-Hadith, Cairo, Egypt, Vol. 7, Pg. 11.
  • 15 Muhammad ibn Ismail Al-Bukhari (1999), Sahih Al-Bukhari, Hadith: 3896, Dar Al-Salam, Riyadh, Saudi Arabia, Pg. 655.
  • 16 Ahmed bin Yahya bin Dawood Al-Baladuri (1996), Jaml Min Ansab Al-Ashraf, Dar Al-Fikar, Beirut, Lebanon, Vol. 1, Pg. 406.
  • 17 Muhammad ibn Yusuf Al-Salihi Al-Shami (2013), Subul Al-Huda wal-Rashad fe Seerat Khair Al-Abad, Dar Al-Kutub Al-Ilmiyah, Beirut, Lebanon, Vol. 1, Pg. 434.
  • 18 Ibid.

  • * This article has been translated from English to Dutch by Heidi Evelyn Jacobs.