Encyclopedia of Muhammad

Sociale Boycot (Sha'b Abi Talib)

Naarmate het aantal moslims bleef toenemen, werden de mensen van de stam Qoeraysh steeds wreder in hun vervolgingen, in de hoop deze ontwikkelingen de kop in te drukken. 1 Deze onderdrukking maakte de moslims alleen maar standvastiger in de Islam, en zo begon de Islam door heel Arabië te verspreiden. 2 Het leven werd echter moeilijk en er werden constant bedreigingen naar Profeet Mohammed geuit. Abu Talib vertelde de mensen van Banu Abdul Muttalib om de Heilige Profeet naar Sha'b Abi Talib 3 (شعب أبي طالب) te brengen en hem te beschermen. 4 Als reactie daarop vaardigden de leiders van de stam Qoeraysh een bevel uit in het zevende jaar van het profeetschap, 5 dat verbood om met de stam Banu Hashim om te gaan. Abu Lahb werd hiervan uitgezonderd omdat hij aan de kant van de veelgodenaanbidders stond. 6

De Schriftgeleerde

Het bevel dat de omgang tussen Banu Hashim, Banu Abdul, Muttalib en de rest van de Qoeraysh beschreef werd Al-Saheefa Al-Muqata'a (الصحيفة المقاطعة) genoemd en werd geschreven door Mansur ibn Ikrimah 7 of Nasr Al-Harith of Talhah ibn Abu Talhah. De sterkere mening is dat Mansur ibn Ikrimah het bevel heeft geschreven. 8 Profeet Mohammed vervloekte hem op de dag dat hij het bevel schreef, waarna zijn hand onbruikbaar werd. 9 10 De schrijver van het bevel werd een onfortuinlijk voorbeeld onder de Qoeraysh. De mensen zeiden over hem: “Kijk naar het lot van Mansur, wat hem overkwam omdat hij een onrechtvaardig en wreed bevel tegen Profeet Mohammed en zijn stam schreef.” 11

Inhoud van het Bevel (Al-Saheefa Al-Muqata'a (الصحيفة المقاطعة)

Het bevel werd uitgevaardigd toen de Qoeraysh, na openlijk te hebben verklaard dat zij de Heilige Profeet wilden martelen, te weten kwamen dat de Heilige Profeet onder bescherming van de Sha'b was genomen. In het bevel verklaarden de Qoeraysh het volgende: 12

  وكتبوا كتابا على بني هاشم ألا يناكحوهم ولا يبايعوهم ولا يخالطوهم. 13
  Zij (de Qoeraysh) schreven een bevel tegen Bani Hashem om niet met hen te trouwen, geen trouw aan hen te betuigen en niet met hen om te gaan.

Imam Halabi verduidelijkt dit met de volgende woorden:

  والتضييق عليهم بمنع حضور الأسواق، وأن لا يناكحوهم، وأن لا يقبلوا لهم صلحا أبدا، ولا تأخذهم بهم رأفة حتى يسلموا رسول اللّٰه صلى اللّٰه عليه وسلم للقتل. 14
  Deze mensen (van Banu Hashim) zullen de markten niet mogen betreden (zodat zij niets kunnen kopen), niemand van de Qoeraysh zal met iemand van hen (Banu Hashim) trouwen, er zal geen verzoening van hen geaccepteerd worden tenzij zij ermee instemmen om Profeet Mohammed uit te leveren zodat de mensen van de Qoeraysh hem kunnen martelen.

Dit werd geschreven op een stuk papier, dat werd getekend door (ongeveer) 40 leiders van Qoeraysh, ondanks dat de meesten er geen voorstander van waren. 15 Het bevel werd opgehangen in het midden van de Ka'bah zodat iedereen in Mekka er voortdurend aan herinnerd werd. 16 Zo werden de mensen van Banu Hashem geïsoleerd achtergelaten in Sha'b Abi Talib, een vallei gelegen nabij de stad Mekka. 17

Problemen Waar de Moslims mee te Maken Kregen in de Vallei van Abu Talib

Deze sociale boycot duurde drie jaar, waarin Profeet Mohammed , 18 zijn metgezellen en andere leden van Banu Hashim een extreem zware tijd doormaakten. Omdat ze niets konden kopen op de markten van Mekka, werd voedsel extreem schaars. Toen hun voedselvoorraden opraakten, aten ze bladeren van de bomen om te overleven. 19 Vanaf een afstand kon uit de tenten van Banu Hashim het gehuil van uitgehongerde en dorstige vrouwen en kinderen gehoord worden. Zij kregen alleen te eten wanneer de meelevende Mekkanen voedsel naar hen smokkelden of als zij zelf voedsel konden kopen van andere stammen tijdens de bedevaartdagen. 20 Het werd zelfs lastig voor hen om te kopen van andere stammen op de markt omdat de mensen van Qoeraysh, vooral Abu Lahb, ervoor zorgden dat de moslims niets konden kopen. Imam Suhaili vertelt:

  وكانوا إذا قدمت العير مكة يأتي أحدهم السوق ليشتري شيئا من الطعام لعياله فيقوم أبو لهب عدو الله فيقول يا معشر التجار غالوا على أصحاب محمد حتى لا يدركوا معكم شيئا، فقد علمتم ما لي ووفاء ذمتي، فأنا ضامن أن لا خسار عليكم فيزيدون عليهم في السلعة قيمتها أضعافا، حتى يرجع إلى أطفاله وهم يتضاغون من الجوع وليس في يديه شيء يطعمهم به ويغدو التجار على أبي لهب، فيربحهم فيما اشتروا من الطعام واللباس حتى جهد المؤمنون ومن معهم جوعا وعريا. 21
  Wanneer de karavanen van stammen naar Mekkah kwamen en hier een markt vestigden, gingen individuen (van Banu Hashim) naar de markt om voedsel te kopen. Abu Lahb, de vijand van Allah, kwam en zei: "O handelaren, vraag hoge prijzen voor jullie producten als je verkoopt aan de metgezellen van Profeet Mohammed , zodat ze niets van jullie kunnen kopen. Jullie weten hoe rijk ik ben en de status die ik heb, ik garandeer dat jullie geen verliezen zullen lijden als jullie niets aan hen verkopen." Als gevolg werden de prijzen voor de Banu Hashim verdubbeld en keerden zij met lege handen terug naar hun kinderen, die huilden van de extreme honger. Abu Lahb kocht de voedselvoorraden en de kleding van de handelaren tegen buitengewone prijzen en zij verdienden hier onrechtmatige winsten aan terwijl de moslims worstelden omdat ze niets te eten hadden en weinig vodden om te dragen.

Na het zien van deze wrede behandeling door de Qoeraysh, schreef Abu Talib het volgende couplet:

  الا أبلغا عني على ذات نأيها
لؤيا وخصا من لؤي بني كعب
ألم تعلموا أنا وجدنا محمدا
نبيا كموسى خط في أول الكتب
وأن عليه في العباد محبة
ولا خير فيمن خصه اللّٰه بالخب
وأن الذي أضفتم في كتابكم
لكم كائن نحسا كراغبة السقب
أفيقوا أفيقوا قبل أن تحفر الثرى
ويصبح من لم يجن ذنبا كذي الذنب
ولا تتبعوا أمر الغواة وتقطعوا
أياصرنا بعد المودة والقرب
وتستجلبوا حربا عوانا وربما
أمر على من ذاقه حلب الحرب
ولسنا ورب البيت نسلم أحمدا
على الحال من عض الزمان ولا كرب
أليس أبونا هاشم شد أزره
وأوصى بنيه بالطعان وبالضرب
ولسنا نمل الحرب حتى تملنا
ولا نتشكى ما ينوب من النكب
ولكننا أهل الحفاظ والنهى
إذا طار أرواح الكماة من الرعب 22
  Gebruik de beste bronnen om de boodschap door te sturen naar de Banu Luayi en zend ze ook naar de Banu Ka'b uit hun midden.
Weten zij niet dat wij (Profeet) Mohammed : in ons midden hebben, die een Profeet is zoals Mozes , die in de vorige (religieuze) geschriften wordt genoemd.
Hij is het middelpunt van de liefde en genegenheid van de mensen. Er is geen goedheid in hem die door Allah is uitgekozen om hem Zijn zegeningen en barmhartigheid te schenken.
Het bevel dat jullie hebben geschreven en opgehangen (in de Ka'bah), zal een vloek voor jullie worden, zoals de stem van het kalf (van Salih's kameel). Komt naar voren voordat de rijken nog een graf graven. Anders zal degene die niet gezondigd heeft zondigen.
Volgt niet de roddels van sommige onruststokers en snijdt niet de banden met ons af, nadat wij bloed- en vriendschapsbanden met jullie hebben gesmeed.
Schept geen oorzaken voor oorlog, want degene die de dreiging van oorlog proeft, heeft de bitterheid ervan geproefd.
Ik zweer bij het Huis van Allah, wij zijn niet degenen die de steun van Ahmed zullen verlaten vanwege enige moeilijkheid of tegenspoed. Was het niet Hashim, onze vader, die zijn macht versterkte door ons te verenigen? en adviseerde zijn kinderen om zwaardvechten en speervechten te beoefenen.
We zullen nooit bang zijn of genoeg hebben van oorlog in de mate dat de oorlog moe van ons wordt.
En we zullen nooit klagen, zelfs niet als we getroffen worden door rampen. Integendeel, wij zijn die mensen voor wie gepantserde soldaten huiveren van angst en we beschermen onszelf op een intelligente manier.

Zelfs in zo'n vermoeiende tijd bleven Abu Talib en de Banu Hashim standvastig en waren ze niet bereid om Profeet Mohammed uit te leveren aan de Qoeraysh.

Het Meel Incident met Hakeem ibn Hizam

Op een dag ontmoette Abu Jahl Hakeem ibn Hizam (een lid van Banu Asad) die met zijn slaaf was. De slaaf van Hakeem ibn Hizam droeg op zijn rug een zak met meel. Abu Jahl vermoedde dat ze op weg waren naar Banu Hashim, en hij beschuldigde hen van verraad en dreigde dat hij Hakeem zou beschuldigen in het bijzijn van de Qoeraysh. Abu Al-Bukhtari, een lid van de stam van Banu Asad, hoorde de ruzie en benaderde hen om te vragen wat er aan de hand was. Toen hij genoeg had gehoord, keerde hij zich tot Abu Jahl en gaf aan dat de zak met meel van zijn tante kwam, en dat hij door haar was gestuurd om de zak op te halen. Abu Al-Bukhtari beval Abu Jahl om Hakeem ibn Hizam en zijn slaaf te laten gaan. Abu Jahl liet echter niet los, waarna Al-Bukhtari het kaakbeen van een kameel oppakte en het hard op het hoofd van Abu Jahl sloeg, die toen op de grond viel. Vervolgend vertrapten zij hem onder hun voeten. Hamza was op dat moment ook in de buurt en keek met vreugde toe. 23

Islam Prediken aan Verschillende Stammen Tijdens De Boycot

Tijdens de sociale boycot kon Profeet Mohammed aan geen enkele stam of individu de Islam prediken, met uitzondering van de heilige maanden. Tijdens deze maanden waren alle vormen van doden, vervolging, agressie en wraak verboden. Tijdens deze maanden kwamen stammen uit heel Arabië naar Mekka om de bedevaart te verrichten. In die maanden benaderde de Profeet Mohammed Arabische stammen en nodigde hen uit tot Islam. Deze pelgrims wisten dat Profeet Mohammed leed voor zijn missie, en ze werden gevoeliger voor zijn oproep. 24

Einde Van De Sociale Boycot

Drie jaar na het opleggen van de wrede boycot aan de Banu Hashim begonnen de Qoeraysh er zelf aan te twijfelen. Dit kwam onder andere omdat de Qoeraysh verwanted hadden binnen de Banu Hashim. De boycot had er ook voor gezorgd dat de Profeet Mohammed en de Islam een populair gespreksonderwerp waren geworden in Arabië, wat zeer nadelig was voor de Qoeraysh. 25

De persoon die de interne onenigheid leidde was Hisham ibn Amr Al-Hashmi. Hisham ging naar Zuhayr ibn Abi Umayyah, een lid van de stam ibn Makhzoom. Hij wist hem te overtuigen, maar Zuhayr gaf aan dat hij in zijn eentje niets kon doen en dat ze meer mensen nodig hadden. Samen overtuigden ze Al-Mut'im ibn 'Adi, Abu Al-Bukhtaree en Zum'ah ibn Al-Aswad. Met zijn vijven spraken ze af om elkaar 's nachts te ontmoeten in het noordelijke deel van Mekka. Tijdens deze bijeenkomst werd de volledige strategie tegen de Qoeraysh besproken en besloten zij dat Zuhayr de eerste stap zou zetten. De volgende dag ging ieder naar zijn bijeenkomst rond de Ka'bah. Zuhayr droeg een gewaad en begon zijn ochtend met het omcirkelen van de Ka'bah. Toen hij daarmee klaar was ging hij voor de mensen staan en verklaarde dat hij het onverdraaglijk vond om met een volle maag rond te lopen terwijl de mensen van Banu Hashim hongersnood leden. Hij verklaarde dat hij niet zou rusten totdat het wrede bevel te nul werd verklaard of zou worden vernietigd. Abu Jahl, die vanuit de hoek van Ka'bah toekeek zei: je hebt gelogen, het bevel zal niet te nul worden verklaard of worden vernietigd. Zum'ah ibn Al-Aswad antwoordde op Abu Jahl en zei dat juist hij de leugenaar was, en dat zij niet blij waren met het bevel. Abu Al-Bukhtari steunde vervolgens het argument van Zum'ah en zei dat zij ook niet blij waren met wat er in het bevel stond. Hisham uitte ook een soortgelijk standpunt. Toen Abu Jahl begon te realiseren wat er gebeurde stelde hij dat zij een complot hadden gevormd. Mut’im ibn ‘Adi wilde het er af halen om het te verscheuren. Tot zijn verbazing was het bevel al door termieten aangevreten en waren alleen de woorden 'In uw naam, O Allah' nog te zien. 26 Dit teken zorgde ervoor dat de overige toeschouwers zich aan sloten bij de Banu Hashem en dat het bevel te nul werd verklaard. Een groep van de Qoeraysh ging direct naar de Banu Hashem toe om hen het goede nieuws te geven. Daarna keerden zij terug naar Mekka. 27

Ibn Ishaq geeft aan dat het bevel op een andere manier werd opgeheven. Hij vertelt dat Allah ervoor heeft gezorgd dat de witte mieren het bevel hebben aangevreten en alleen de woorden 'باسمك اللهم اغفر' (Met uw naam (Allah) O Allah vergeef) bleven. Allah informeerde vervolgens de Profeet Mohammed over deze gebeurtenis, en de Profeet vertelde het aan Abu Talib. Abu Talib was verbaasd dat de Heilige Profeet van het vernielde bevel af wist, omdat niemand de Profeet had bezocht om hem hierover te informeren. Profeet Mohammed antwoordde dat hij geïnformeerd was door zijn Heer, Allah. Abu Talib zei: ik getuig dat je de waarheid hebt gesproken. Toen stapte hij naar de mensen van Qoeraysh, vertelde hen wat er gebeurd was met hun bevel en vroeg hen om het te verifiëren door het vernielde document direct aan iedereen te tonen. Hij waarschuwde de Qoeraysh dat, indien het document inderdaad verscheurd was, zij verstandig moesten handelen. Hij zei ook tegen de Qoeraysh dat als bewezen werd dat de bewering van zijn neef onjuist was, dat hij hem aan hen zou uitleveren. Toen zij dat wrede edict brachten, vonden zij het in de toestand die Profeet Mohammed had beschreven, en in plaats van verstandig te handelen, beweerden zij dat het een daad van tovenarij was en bleven zich eraan houden. Ze zeiden ook dat ze niemand zouden helpen zichzelf en hun edelen te benadelen. Na hen stemden ook andere Qoerayshieten ermee in en het verbod werd opgeheven. 28

 


  • 1 Dr. Ali Muhammad As-Sallaabee (2005), The Noble Life of the Prophet (Vrede Zij met Hem), Dar Al-Salam, Riyadh, Saudi Arabia, Vol. 1, Pg. 463.
  • 2 Dr. Ali Muhammad As-Sallaabee (2005), The Noble Life of the Prophet (Vrede Zij met Hem), Dar Al-Salam, Riyadh, Saudi Arabia, Vol. 1, Pg. 463.
  • 3 Sha’b (شعب) betekent Vallei dus Sha'b Abi Talib betekent de Vallei van Abu Talib, welke van hem was.
  • 4 Abul Fida Ismael ibn Kathir Al-Damishqi (1976), Al-Seerat Al-Nabawiyah le-ibn Kathir, Dar Al-Ma’rifat lil Taba’at wal-Nashr wal-Tawzi, Beirut, Lebanon, Vol. 2, Pg. 43.
  • 5 Safi Al-Rahman Al-Mubarakpuri (2010), Al-Raheeq Al-Makhtum, Dar ibn Hazam, Beirut, Lebanon, Pg. 133.
  • 6 Muhammad ibn Ishaq ibn Yasar Al-Madani (2009), Al-Seerat Al-Nabawiyah le-ibn Ishaq, Dar Al-Kutub Al-Ilmiyah, Beirut, Lebanon, Pg. 198.
  • 7 Abul Fida Ismael ibn Kathir Al-Damishqi (1976), Al-Seerat Al-Nabawiyah le-ibn Kathir, Dar Al-Ma’rifat lil Taba’at wal-Nashr wal-Tawzi, Beirut, Lebanon, Vol. 2, Pg. 48.
  • 8 Abul Fida Ismael ibn Kathir Al-Damishqi (1976), Al-Seerat Al-Nabawiyah le-ibn Kathir, Dar Al-Ma’rifat lil Taba’at wal-Nashr wal-Tawzi, Beirut, Lebanon, Vol. 2, Pg. 48.
  • 9 Abd Al-Malik ibn Hisham (1955), Al-Seerat Al-Nabawiyah le-ibn Hisham, Shirkah Maktabah wa Matba’ Mustafa Al-Babi, Cairo, Egypt, Vol. 1, Pg. 350.
  • 10 Ahmed ibn Yahya ibn Jabir ibn Dawood Al-Baladhuri (1996), Jumal min Ansab Al-Ashraf, Dar Al-Fikr, Beirut, Lebanon, Vol. 1, Pg. 235.
  • 11 Abul Fida Ismael ibn Kathir Al-Damishqi (1976), Al-Seerat Al-Nabawiyah le-ibn Kathir, Dar Al-Ma’rifat lil Taba’at wal-Nashr wal-Tawzi, Beirut, Lebanon, Vol. 2, Pg. 48.
  • 12 Abu Abdullah Shams Al-Din Al-Zahabi (2010), Al-Seerah Al-Nabawiyah min Kitab Tareekh Al-Islam, Dar ibn Hazam, Beirut, Lebanon, Pg. 107.
  • 13 Muhammad ibn Saad Al-Basri (1968), Tabqat Al-Kubra, Dar Al-Kutub Al-Ilmiyah, Beirut, Lebanon, Vol. 1, Pg. 163.
  • 14 Ali ibn Ibrahim ibn Ahmed Al-Halabi (1427 A.H.), Al-Seerah Al-Halabiyah, Dar Al-Kutub Al-Ilmiyah, Beirut, Lebanon, Vol. 1, Pg. 475.
  • 15 Martin Lings (1993), Muhammad ﷺ: His Life Based on the Earliest Sources, Suhail Academy, Lahore, Pakistan, Pg. 88.
  • 16 Abd Al-Malik ibn Hisham (1955), Al-Seerat Al-Nabawiyah le-ibn Hisham, Shirkah Maktabah wa Matba’a Mustafa Al-Babi, Cairo, Egypt, Vol. 1, Pg. 350.
  • 17 Ali ibn Ibrahim ibn Ahmed Al-Halabi (1427 A.H.), Al-Seerah Al-Halabiyah, Dar Al-Kutub Al-Ilmiyah, Beirut, Lebanon, Vol. 1, Pg. 475.
  • 18 Ahmed ibn Yahya ibn Jabir ibn Dawood Al-Baladhuri (1996), Jumal min Ansab Al-Ashraf, Dar Al-Fikr, Beirut, Lebanon, Vol. 1, Pg. 233.
  • 19 Abd Al-Rahman ibn Abdullah Al-Suhaili (2009), Al-Raudh Al-Unf fi Sharha Al-Seerat Al-Nabawiyah, Dar Al-Kutub Al-Ilmiyah, Beirut, Lebanon, Vol. 2, Pg. 161.
  • 20 Safi Al-Rahman Al-Mubarakpuri (2010), Al-Raheeq Al-Makhtum, Dar ibn Hazam, Beirut, Lebanon, Pg. 133.
  • 21 Abd Al-Rahman ibn Abdullah Al-Suhaili (2009), Al-Raudh Al-Unf fi Sharha Al-Seerat Al-Nabawiyah, Dar Al-Kutub Al-Ilmiyah, Beirut, Lebanon, Vol. 2, Pg. 161.
  • 22 Muhammad ibn Ishaq ibn Yasar Al-Madani (2009), Al-Seerat Al-Nabawiyah le-ibn Ishaq, Dar Al-Kutub Al-Ilmiyah, Beirut, Lebanon, Pg. 199.
  • 23 Muhammad ibn Yusuf Al-Salihi Al-Shami (2013), Subul Al-Huda wal-Rashad fi Seerat Khair Al-Abad, Dar Al-Kutub Al-Ilmiyah, Beirut, Lebanon, Vol. 2, Pg. 378.
  • 24 Hussein Haykal (1993), The Life of Muhammad ﷺ (Translated by Ismail Raja Al-Faruqi), Islamic Book Trust, Petaling Jaya, Malaysia, Pg. 131.
  • 25 Martin Lings (1993), Muhammad ﷺ: His Life Based on the Earliest Sources, Suhail Academy, Lahore, Pakistan, Pg. 90.
  • 26 Abd Al-Malik ibn Hisham (1955), Al-Seerat Al-Nabawiyah le-ibn Hisham, Shirkah Maktabah wa Matba’a Mustafa Al-Babi, Cairo, Egypt, Vol. 1, Pg. 374-376.
  • 27 Martin Lings (1993), Muhammad ﷺ: His Life Based on the Earliest Sources, Suhail Academy, Lahore, Pakistan, Pg. 91.
  • 28 Muhammad ibn Ishaq ibn Yasar Al-Madani (2009), Al-Seerat Al-Nabawiyah le-ibn Ishaq, Dar Al-Kutub Al-Ilmiyah, Beirut, Lebanon, Pg. 203-204.